Thema 1 - PowerPoint PPT Presentation

1 / 59
About This Presentation
Title:

Thema 1

Description:

Thema 1 Het landje is van ons Les 1.1 opvatting bijenkorf moeilijkheden pony s koppeling Les 1 tong In het ankerverhaal staat dat de kinderen het niet eens zijn met ... – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:99
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 60
Provided by: Eig95
Category:
Tags: neem | thema

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: Thema 1


1
Thema 1
  • Het landje is van ons

2
Les 1.1
  • opvatting
  • bijenkorf
  • moeilijkheden
  • ponys
  • koppeling

3
Les 1 tong
  • In het ankerverhaal staat dat de kinderen het
    niet eens zijn met de plannen van de gemeente.
  • ? Hoe maken de kinderen hun opvatting kenbaar?
  • Mondeling via de moeder van Odette.
  • ? Op welke manier zou je dit ook kunnen doen?
  • Schriftelijk
  • ? Wat is een opvatting?
  • ? Wie kent er een ander woord voor?

4
opvatting
  • ? Welke spellingproblemen komen er in het woord
    voor?
  • Verdubbeling van de medeklinker na een korte
    klank
  • Je hoort aan het eind in, maar je schrijft ing.
  • ? Welk grondwoord heb je geleerd voor woorden met
    ng?
  • We leren vandaag woorden schrijven met ng aan het
    eind die bijna hetzelfde klinkt als n.

5
koning
  • ? Welke klankgroep hoor je aan het eind van het
    woord?
  • ing
  • ?Hoe schrijf je deze klankgroep?
  • ? Kun je meer woorden noemen die eindigen op ing?
  • ? Verdeel het woord in klankgroepen en geef aan
    op welke klankgroep het woord eindigt.?

6
goedkeuring
7
hervorming
8
hulpverlening
9
medewerking
10
opvatting
11
overtuiging
12
tegenstelling
13
uitdrukking
14
uitwerking
15
voldoening
16
vordering
17
vormgeving
18
waardering
19
waarneming
20
Reflectie
  • Welke klank hoor je in een woord met ng?
  • Hoe moet je die klank schrijven?
  • Wie kan de regel vertellen die we vandaag geleerd
    hebben?
  • Aan welke woorden moet je denken? (tong en
    koning)
  • Waar moet je volgende keer op letten bij het
    schrijven van deze woorden?

21
Les 1.2
  • Italië
  • woordenboek
  • mogelijkheden
  • programmas
  • middelbaar

22
Les 2 kleuren, werken
  • In het ankerverhaal staat dat mevrouw Lamers
    zegt Nou, nou, nou,u hoeft niet zo te dreigen.
  • ? Wat betekent dreigen?
  • ? Wie kan voorbeelden geven?
  • ? Wie kan er een zin maken met het woord dreigen?
  • De leerkracht noemt de vormen met ik, jij, hij en
    wij.
  • ? Welk woord verandert er nog meer als het
    onderwerp verandert?
  • De persoonsvorm.
  • Vandaag leren we persoonsvormen van werkwoorden
    in de tegenwoordige tijd goed te schrijven.

23
denkstappenkaart
  • Iedereen krijgt een denkstappenkaart.
  • Ik fiets naar school.
  • 1. Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe
    vind je de persoonsvorm?
  • Vraagproef, getalproef en tijdproef.
  • 2. In welke tijd staat de zin?
  • Tegenwoordige tijd.
  • 3. Wat is het onderwerp in de zin?
  • Vraag Wie of wat doet iets.
  • 4. Is dit enkelvoud of meervoud?
  • 5. Welke vorm schrijf je dan?
  • Ik-vorm

24
Ik bak een taart
  • Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind
    je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en
    tijdproef.
  • bak
  • 2. In welke tijd staat de zin?
  • Tegenwoordige tijd
  • 3. Wat is het onderwerp in de zin?
  • Vraag Wie of wat doet iets.
  • ik
  • 4. Is dit enkelvoud of meervoud?
  • 5. Welke vorm schrijf je dan?

25
Maak een zin met bellen.
  • Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind
    je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en
    tijdproef.
  • 2. In welke tijd staat de zin?
  • 3. Wat is het onderwerp in de zin?
  • Vraag Wie of wat doet iets.
  • 4. Is dit enkelvoud of meervoud?
  • 5. Welke vorm schrijf je dan?

26
Maak een zin met dreigen.
  • Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind
    je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en
    tijdproef.
  • 2. In welke tijd staat de zin?
  • 3. Wat is het onderwerp in de zin?
  • Vraag Wie of wat doet iets.
  • 4. Is dit enkelvoud of meervoud?
  • 5. Welke vorm schrijf je dan?

27
Maak een zin met eisen.
  • Welk woord in de zin is de persoonsvorm? Hoe vind
    je de persoonsvorm? Vraagproef, getalproef en
    tijdproef.
  • 2. In welke tijd staat de zin?
  • 3. Wat is het onderwerp in de zin?
  • Vraag Wie of wat doet iets.
  • 4. Is dit enkelvoud of meervoud?
  • 5. Welke vorm schrijf je dan?

28
belonen
29
benoemen
30
dreigen
31
drukken
32
eisen
33
Reflectie
  • Had je moeite met het zoeken van de persoonsvorm
    in de zin?
  • Wat was er moeilijk?
  • Welke manier heb je ervoor gebruikt?
  • Hoe zoek je het onderwerp?
  • Vind je het moeilijk om de persoonsvorm goed mee
    te schrijven?
  • Waar heb je moeite mee?
  • Helpt de denkstappenkaart bij het schrijven van
    persoonsvormen?

34
Les 1.3
  • Duitser
  • bacteriën
  • omstandigheden
  • risicos
  • missie

35
Les 3 lucht, liter
  • In het ankerverhaal staat dat Freek een drank had
    meegenomen naar het landje.
  • ? Welke drank had Freek meegenomen?
  • Limonade
  • ? Met wie dronk hij deze op?
  • Tobi
  • ? Wie kan het woord limonade in klankgroepen
    verdelen?
  • ? Waarop eindigde de eerste klankgroep?
  • ? Welke klank hoor je?
  • Je hoort een ie, maar je schrijft een i

36
oprichting
  • ? Welke klank hoor je anders dan je hem schrijft?
  • Je hoort gt, maar je schrijft cht, net zoals bij
    lucht.
  • Vandaag leer je woorden schrijven meti die klinkt
    als ie en woorden met cht die klinkt als gt.

37
Woorden met cht
  • Maak drie kolommen in je schrift en vul zo veel
    mogelijk woorden in elke rij.
  • Als er acht, echt en icht voorkomt in een woord
    schrijf je het meestal cht schrijft.
  • ? Schrijf in je schrift de zin
  • Als je acht, echt, ucht of icht hoort, schrijf je
    cht.

acht echt ucht

38
Woorden met i die klinkt als ie
  • Liter en gieter.
  • ? Verdeel beide woorden in klankgroepen.
  • ? Welke klank hoor je aan het eind van de eerste
    klankgroep?
  • ? Schrijf je in beide woorden dezelfde letter?
  • Categorie 16 bestaat uit allemaal woorden waarbij
    je ie hoort, maar i schrijft.

39
echtgenoot
40
evenwicht
41
voorlichting
42
wellicht
  • misschien

43
dirigent
44
dominee
45
horizon
46
kabinet
47
kapitaal
48
kardinaal
49
linie
50
minister
51
officier
52
politiek
53
president
54
Reflectie
  • Hoe heb je de woorden met i en cht geoefend?
  • Heb je er een foto van gemaakt in je hoofd?
  • Welke woorden vond je moeilijk? Waarom?
  • Wat heb je geleerd bij de woorden met acht, echt
    en icht?
  • Waar moet je volgende keer op letten bij het
    schrijven van deze woorden?

55
Les 1.4
  • Spaanse
  • koloniën
  • plechtigheden
  • schemas
  • monnik

56
Les 4 roepen, zoeken
  • In het ankerverhaal staat dat de vader van Odette
    de kinderen de krant laat zien.
  • Ja jongens, de gemeente heeft andere plannen met
    jullie landje. Er komt woningbouw.
  • ? Wat is de persoonsvorm in de laatste zin?
  • ? Hoe kun je de persoonsvorm vinden in een zin?
  • ? Wat is het onderwerp?
  • ? Wat is het onderwerp?
  • ? Is het onderwerp enkelvoud of meervoud?
  • ? Hoe schrijf je de persoonsvorm?
  • ? Leg eens uit met de denkstappenkaart.
  • Vandaag leren we persoonsvormen van werkwoorden
    in de tegenwoordige tijd schrijven.

57
  • Duiken/zoeken
  • Ik naar de bal
  • Jij naar de bal
  • Dirk naar de bal
  • De kinderen naar de bal
  • Neem je denkstappenkaart voor je.
  • ? Wat is de persoonsvorm? (vraagzin)
  • ? In welke tijd staat de zin?
  • ? Wat is het onderwerp in de zin?
  • ? Is dit zin meervoud of enkelvoud?
  • De ik-vorm van het werkwoord duiken schrijf je
    door en weg te halen.
  • ? Zin 2 op dezelfde manier.
  • ? Maak in tweetallen de oefeningen. De een met
    het werkwoord duiken, de ander met het werkwoord
    zoeken.

58
verdenken
59
Reflectie
  • Welke drie vormen zijn er in de tegenwoordige
    tijd?
  • Wie kan uitleggen wanneer je ik-vorm t
    schrijft?
  • Wat wordt er meestal weggelaten bij de ik-vorm
    van het hele werkwoord?
  • Verandert er nog meer?
  • Wie kan voorbeelden noemen van werkwoorden
    waarbij dit van toepassing is?
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com