De inhoud van dit thema: - PowerPoint PPT Presentation

1 / 182
About This Presentation
Title:

De inhoud van dit thema:

Description:

De inhoud van dit thema: 1.2 Wat is organiseren 1.3 Wat is een organisatie 1.4 Organisatiedoelen 1.5 Organisatiebeleid 1.6 Middelen en activiteiten – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:173
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 183
Provided by: Erik3158
Category:
Tags: dit | inhoud | succes | thema | van

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: De inhoud van dit thema:


1
De inhoud van dit thema
  • 1.2 Wat is organiseren
  • 1.3 Wat is een organisatie
  • 1.4 Organisatiedoelen
  • 1.5 Organisatiebeleid
  • 1.6 Middelen en activiteiten
  • 1.7 Mogelijkheden en beperkingen
  • 1.8 In de praktijk

1-1
2
Organiseren is
  • samen met anderen en met middelen
  • planmatig
  • activiteiten ondernemen
  • om een doel te bereiken

1-2
3
Kenmerken van een arbeidsorganisatie
  • mensen werken samen
  • aan een gemeenschappelijk doel
  • met gebruikmaking van middelen
  • en inzet van deskundigheid
  • en krijgen betaald voor hun werk

1-3
4
Een doel is
  • dat wat je wilt bereiken, het resultaat

1-4
5
Doelen en beleid hangen met elkaar samen
  • een doel is het eindpunt
  • beleid is de weg naar het eindpunt

1-5
6
Een beleidsplan en deelplan gaan over
  • doelen
  • personele en financiële middelen en materialen
  • activiteiten

1-6
7
Beleidsfasen
  • voorbereiding
  • vaststelling
  • uitvoering
  • evaluatie

1-7
8
Verschillende namen voor overkoepelende plannen
  • behandelplan
  • zorgplan
  • revalidatieplan
  • ondersteuningsplan

1-8
9
De inhoud van dit thema
  • 2.2 Begrippen in verband met structuur
  • 2.3 Bevoegdheden binnen een organisatie
  • 2.4 Organisatiestructuren
  • 2.5 Het organigram
  • 2.6 In de praktijk

2-1
10
Basisbegrippen organisatiestructuur
  • lijnafdelingen het primaire proces
  • ondersteunende afdeling ondersteuning primaire
    proces
  • stafafdeling functionarissen met een
    adviserende taak

2-2
11
Twee soorten bevoegdheden
  • hiërarchische bevoegdheid beslissingen nemen
  • adviesbevoegdheid staffunctionarissen en andere
    deskundigen die adviezen geven

2-3
12
Ontstaan organisatiestructuur
  • structuur naar afdelingen
  • structuur naar functies

2-4
13
Lijnorganisatie
  • een organisatiestelsel waarin uitsluitend
    hiërarchische
  • (lijn)relaties voorkomen en waar elke medewerker
  • uitsluitend leiding krijgt van één chef

2-5
14
Lijn-staforganisatie
  • een lijnorganisatie waarin op hoger niveau ruimte
  • gemaakt is voor een gespecialiseerde
    staffunctionaris
  • die wel mee discussieert maar geen
  • beslissingsbevoegdheid heeft

2-6
15
Het doel van een organigram is
  • duidelijk en schematisch weergeven van
    functiebenamingen of afdelingen en wie aan wie
    leiding geeft
  • overzicht houden over de samenhang in de
    organisatie
  • anderen inzicht geven in de organisatie

2-7
16
De inhoud van dit thema
  • 3.2 Omgangsvormen
  • 3.3 Gedragscode
  • 3.4 Vertrouwenspersoon
  • 3.5 Pesten op het werk
  • 3.6 Foutencultuur
  • 3.7 In de praktijk

3-1
17
Organisatiecultuur
  • geheel van normen, waarden, opvattingen en
  • omgangsvormen in een organisatie

3-2
18
Omgangsvormen
  • zeggen hoe mensen met elkaar omgaan
  • zijn ongeschreven regels
  • en geschreven regels

3-3
19
Gedragscode
  • in een document vastgelegde normen en waarden met
  • betrekking tot het gedrag en de houding die
  • beroepsbeoefenaren in een bepaald beroep dienen
    te
  • hanteren

3-4
20
Een vertrouwenspersoon
  • geeft voorlichting over de gedragscode
  • zorgt dat het beleid inzake ongewenst gedrag
    voor iedereen duidelijk is
  • instrueert het management en de
    ondernemingsraad over het herkennen van ongewenst
    gedrag
  • stelt een klachtencommissie in
  • zorgt dat leidinggevenden een training volgen
    in het voorkomen en tegengaan van ongewenst
    gedrag
  • voert zonodig gesprekken met medewerkers die
    klachten hebben en neemt zonodig maatregelen

3-5
21
Pesten
  • stelselmatig ondermijnen van het werk van het
    slachtoffer
  • het ondermijnen van de persoonlijke reputatie
  • onmogelijk maken van communicatie
  • sociaal isoleren van het slachtoffer
  • aantasten van de fysieke gezondheid van het
    slachtoffer

3-6
22
Foutencultuur
  • negatieve foutencultuur positieve foutencultuur
  • fouten niet willen zien oorzaken van fouten
  • opsporen
  • fouten wegmoffelen communiceren over
    fouten
  • fouten van anderen leren van elkaars en
  • afstraffen eigen fouten
  • risico vermijden risico nemen en
  • accepteren dat daarbij
  • wel eens fouten gemaakt
  • worden

3-7
23
De inhoud van dit thema
  • 4.2 Functie en functieomschrijving
  • 4.3 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
  • 4.4 Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie
  • 4.5 Beroepseisen
  • 4.6 Deskundigheid en bekwaamheid op peil houden
  • 4.7 In de praktijk

4-1
24
Functie
  • samenhangend geheel van taken, bevoegdheden en
  • verantwoordelijkheden van één medewerker in een
  • organisatie

4-2
25
Ontstaan van een functie
  • 1 handelingen met een zelfde doel inventariseren
  • 2 handelingen groeperen tot taken met een zelfde
    doel
  • 3 werk verdelen en taken groeperen, rekening
    houdend met
  • hoeveelheid werk aantal medewerkers
  • niveau noodzakelijke deskundigheid

4-3
26
Functieomschrijving
  • een omschrijving van de functietaken,
    bevoegdheden
  • en verantwoordelijkheden die bij een bepaalde
    functie
  • horen

4-4
27
Onderdelen functieomschrijving
  • de juiste functiebenaming
  • de plaats in de organisatie
  • het doel van de functie
  • contacten
  • hoofdbestanddelen van de functie
  • functie-eisen

4-5
28
Functieomschrijving wordt gebruikt voor
  • werving en selectie
  • arbeidsrechtelijk document
  • duidelijkheid verschaffen over iemands taken
  • functiewaardering

4-6
29
Verantwoordelijkheid
  • de plicht om wat je doet naar beste weten en
    kunnen te
  • doen en hier op aangesproken kunnen worden

4-7
30
Twee soorten verantwoordelijkheid
  • sociale verantwoordelijkheid
  • functionele verantwoordelijkheid

4-8
31
Bevoegdheid
  • het recht bepaalde handelingen of taken uit te
    voeren

4-9
32
Drie-eenheid taken-verantwoordelijkheden-bevoegdhe
den
  • taken geregeld in de functieomschrijving
  • verantwoordelijkheden sociale en functionele
    uitvoeringsverantwoordelijkheden waarop je
    aangesproken kunt worden
  • bevoegdheden mogelijkheden om je taken uit te
    voeren

4-10
33
Soorten arbeidsvoorwaarden
  • primaire arbeidsvoorwaarden
  • secundaire arbeidsvoorwaarden

4-11
34
Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)
  • afspraak tussen werkgeversorganisaties en
  • werknemersorganisaties (vakbonden) voor een
    bepaald
  • bedrijf of bepaalde bedrijfstak, waarbij voor een
  • bepaalde periode de primaire en secundaire
  • arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld

4-12
35
Ondernemingsraad of medezeggenschapsraad
  • bestuursorgaan van een organisatie dat door
  • werknemers is gekozen om de werknemersbelangen te
  • vertegenwoordigen naar bestuur en directie
  • bevoegdheden
  • adviesrecht
  • instemmingsrecht
  • informatierecht
  • initiatiefrecht

4-13
36
Plichten werknemer
  • de overeengekomen arbeid verrichten
  • naar beste weten en kunnen
  • op de afgesproken tijden en
  • je deskundigheid en bekwaamheid op peil houden

4-14
37
Plichten werkgever
  • regelen van werk- en rusttijden
  • afgesproken salaris betalen
  • op de afgesproken tijdstippen
  • meewerken aan deskundigheidsbevordering

4-15
38
Beroepsprofiel en beroepscode
  • beroepsprofiel kenmerken en eisen van het
    beroep
  • beroepscode gedragsrichtlijnen voor één beroep

4-16
39
Functie van beroepsprofiel en beroepscode
  • geven vorm aan de identiteit van het beroep
  • geven anderen duidelijkheid over de kaders
    waarbinnen het beroep wordt uitgeoefend
  • geven jou en collegas duidelijkheid over
    waarop je elkaar kunt aanspreken (collegiale
    toetsing)

4-17
40
Beroepsprofiel
  • algemeen kader voor de beroepsuitoefening,
    gericht op
  • de functie en opgedeeld in
  • inleiding
  • taken
  • verantwoordelijkheden
  • deskundigheid en bekwaamheid

4-18
41
Beroepscode
  • algemene kaders voor de beroepsuitoefening,
    gericht
  • op gedrag en opgedeeld in
  • algemene uitgangspunten
  • relatie met de cliënt
  • relatie met collegas en andere hulpverleners

4-19
42
Mogelijkheden om deskundigheid en bekwaamheid op
peil te houden
  • vakliteratuur en andere documentatie
  • intercollegiale consultatie
  • intervisie
  • STARRT stappenplan
  • functioneringsgesprekken
  • opleidingen volgen
  • congressen, symposia en beurzen

4-20
43
De inhoud van dit thema
  • 5.2 Het communicatieproces
  • 5.3 Ruis
  • 5.4 Communicatiedoelen
  • 5.5 Tips voor de praktijk

5-1
44
Communicatieschema
codering
decodering
decodering
codering
5-2
45
Coderen en decoderen
  • coderen het omzetten van gedachten en
    gevoelens in woorden, lichaamstaal of beelden
  • decoderen het omzetten van woorden,
    lichaamstaal of beelden in betekenis

5-3
46
Ruis
  • een communicatiestoring waardoor de boodschap
    niet
  • goed overkomt
  • interne ruis de storing ligt binnen het
    communicatieproces tussen zender en ontvanger
  • externe ruis de storing ligt buiten het
    communicatieproces

5-4
47
Hoofddoelen van communicatie
  • informatie overdragen
  • jezelf uiten
  • iets van de ander willen
  • de ander vermaken

5-5
48
Communicatieniveaus
  • inhoudsniveau de letterlijke inhoud van de
    boodschap
  • betrekkingsniveau informatie over de relatie
    tussen zender en ontvanger en hoe de boodschap
    moet worden opgevat

5-6
49
Communicatieaspecten
  • zakelijk aspect wat zeg ik precies?
  • expressieve aspect wat laat ik van mezelf
    zien?
  • relationele aspect wat vind ik van de ander?
  • appellerende aspect wat wil ik van de ander?

5-7
50
De inhoud van dit thema
  • 6.2 Verbale communicatie
  • 6.3 Mondelinge en schriftelijke communicatie
  • 6.4 Non-verbale communicatie
  • 6.5 Communicatierichtingen
  • 6.6 Tips voor de praktijk

6-1
51
Verbale communicatie
  • communicatie met woorden
  • - mondeling
  • - schriftelijk
  • communicatie met gebaren en computers

6-2
52
Schriftelijke en mondelinge communicatie
  • mondelinge communicatie
  • communicatie waarbij je woorden uitspreekt
  • schriftelijke communicatie
  • communicatie waarbij je woorden schrijft of typt

6-3
53
Non-verbale communicatie
  • communicatie zonder woorden
  • stem
  • uiterlijk
  • lichaamshouding
  • gebaren
  • gezichtsuitdrukking

6-4
54
Communicatierichtingen
  • eenzijdige communicatie unilaterale
    communicatie
  • tweezijdige communicatie bilaterale
    communicatie
  • meerzijdige communicatie multilaterale
    communicatie

6-5
55
De inhoud van dit thema
  • 7.2 Taalgebruik en lichaamstaal
  • 7.3 Verschillende opvattingen, normen en waarden
  • 7.4 Vooronderstellingen en vooroordelen
  • 7.5 Omgaan met verschillende culturen in je werk
  • 7.6 In de praktijk

7-1
56
Begrippen begrepen
  • taal
  • een systeem dat betekenis weergeeft door middel
    van symbolen, zoals spraakklanken, gebaren of
    schrifttekens, die volgens een bepaald systeem
    (grammatica) worden gerangschikt
  • lichaamstaal
  • geheel van communicatieve boodschappen die door
    middel van gebaren, mimiek, lichaamshouding en
    oogcontact worden overgebracht

7-2
57
Waarden en normen
  • waarden dat wat men belangrijk vindt in het
    leven
  • normen concrete gedragsregels afgeleid van
    waarden

7-3
58
Vooronderstellingen en vooroordelen
  • vooronderstelling aanname als waar aangenomen
    gedachte verondersteld gegeven
  • vooroordeel niet op kennis of redenering, maar
    op neiging, traditie of navolging berustend
    oordeel omtrent iets of iemand

7-4
59
De inhoud van dit thema
  • 8.2 Gespreksdoelen
  • 8.3 Gespreksstructuur
  • 8.4 Open, halfopen, gesloten gesprek
  • 8.5 Gespreksvaardigheden
  • 8.6 Valkuilen
  • 8.7 Tips voor de praktijk

8-1
60
Gespreksdoelen
  • kennisdoelen
  • houdingsdoelen
  • gedragsdoelen

8-2
61
De opbouw van een zakelijk gesprek
  • aanloopfase
  • planningsfase
  • themafase
  • slotfase

8-3
62
Invloed op structuur en inhoud gesprek
  • gesloten gesprek
  • structuur en inhoud liggen vast
  • halfopen gesprek
  • structuur ligt vast, inhoud niet
  • open gesprek
  • structuur en inhoud liggen niet vast

8-4
63
Gespreksvaardigheden
  • luisteren
  • vragen stellen
  • samenvatten
  • spiegelen
  • discussiëren

8-5
64
Luisterniveaus
  • passief luisteren
  • - nauwelijks (niveau 1)
  • - oppervlakkig (niveau 2)
  • - inhoudelijk (niveau 3)
  • actief luisteren
  • - empathisch (niveau 4)

8-6
65
Het belang van vragen stellen
  • voortgang bevorderen
  • interesse tonen
  • de ander helpen
  • de ander begrijpen
  • aan juiste informatie komen
  • de structuur vasthouden

8-7
66
Soorten vragen
  • open vragen
  • gesloten vragen
  • dubbele vragen
  • suggestieve vragen
  • reflecterende vragen

8-8
67
Samenvatten
  • kort en volledig
  • inhoud vorm
  • in eigen woorden
  • controleren of het klopt

8-9
68
Gespreksvaardigheden
  • op hetzelfde moment precies nadoen wat de ander
    doet
  • op een later moment precies nadoen wat de ander
    doet
  • niet precies nadoen maar vergelijkbaar of
    afgezwakt
  • accentueren door te overdrijven

8-10
69
Gespreksvaardigheden
  • opening door de voorzitter
  • inleiding door voorzitter of inleider
  • discussie in de groep
  • afronding door de voorzitter

8-11
70
Valkuilen
  • bagatelliseren
  • foutief interpreteren
  • diagnosticeren
  • moraliseren

8-12
71
Bagatelliseren
  • problemen kleiner maken dan ze zijn, als iets
  • onbeduidends voorstellen

8-13
72
Foutief interpreteren
  • het toekennen van een verkeerde betekenis aan
  • iemands woorden of gedrag

8-14
73
Diagnosticeren in gesprekken
  • mogelijke oorzaken noemen zonder te weten
  • of dit klopt

8-15
74
Moraliseren
  • eigen waarden en normen proberen op te leggen

8-16
75
De inhoud van dit thema
  • 9.2 Intakegesprek
  • 9.3 Functioneringsgesprek
  • 9.4 Slechtnieuwsgesprek
  • 9.5 Voorlichtingsgesprek
  • 9.6 Adviesgesprek
  • 9.7 Klachtengesprek
  • 9.8 Probleemoplossend gesprek
  • 9.9 Kritiekgesprek
  • 9.10 In de praktijk

9-1
76
Intakegesprek
  • gesprek tussen een cliënt en een dienstverlenende
  • organisatie waarin gegevens over de cliënt en
    zijn
  • hulpvraag verzameld worden, met als resultaat
  • de cliënt kent de organisatie en de organisatie
    kent de cliënt (kennis)
  • de cliënt heeft een positieve indruk van de
    organisatie (houding)
  • (soms) de cliënt komt volgens de afspraken in
    actie (gedrag)

9-2
77
Structuur van het intakegesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten en social talk
  • planningsfase
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - informatie verstrekken
  • - informatie vragen
  • slotfase
  • - vragen naar duidelijkheid
  • - afronden en afsluiten

9-3
78
Functioneringsgesprekken
  • gesprekken tussen leidinggevende en medewerker,
  • met als resultaat
  • er is zicht op de kwaliteit van het
    functioneren van de medewerker (kennis)
  • er is zicht op de mogelijkheden om het
    functioneren te verbeteren (kennis)
  • leidinggevende en medewerker staan open voor
    elkaar (houding)
  • medewerker is bereid zijn functioneren te
    verbeteren (gedrag)

9-4
79
Structuur van het functioneringsgesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten en social talk
  • planningsfase
  • - doel en werkwijze bepalen
  • - onderwerpen vaststellen
  • themafase
  • - onderwerpen bespreken
  • - mogelijkheden tot verbetering bespreken
  • - afspraken maken
  • slotfase
  • - samenvatting geven
  • - afspraken herhalen
  • - evalueren van gesprek

9-5
80
Slechtnieuwsgesprek
  • gesprek waarin een negatieve boodschap
    overgebracht
  • wordt, met als resultaat
  • het slechte nieuws is duidelijk voor de
    ontvanger (kennis)
  • (eventueel) zender en ontvanger bedenken een
    oplossing (kennis)
  • de ontvanger voelt de betrokkenheid van de
    zender (houding)
  • de ontvanger heeft kunnen reageren (houding)
  • eventueel probleem wordt opgelost (gedrag)

9-6
81
Structuur van het slechtnieuwsgesprek
  • aanloopfase
  • - korte begroeting
  • planningsfase
  • - inleidende zin
  • themafase
  • - slechte nieuws direct en duidelijk overbrengen
  • - begrip tonen voor emoties
  • - samen zoeken naar oplossingen
  • - praktische hulp aanbieden
  • slotfase
  • - afscheid nemen

9-7
82
Voorlichtingsgesprek
  • gesprek tussen een informatievrager en een
  • informatiegever, met als resultaat dat de
  • informatievrager informatie heeft waarmee hij
    zich een
  • mening kan vormen of een beslissing kan nemen
    over
  • het betreffende onderwerp

9-8
83
Structuur van het voorlichtingsgesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten, kennismaken en social talk
  • planningsfase
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - informatievraag onderzoeken
  • - voorlichting geven
  • slotfase
  • - tevredenheid peilen
  • - afsluiten

9-9
84
Adviesgesprek
  • gesprek tussen een adviesvrager en een adviseur,
  • met als resultaat
  • het probleem van de adviesvrager is duidelijk
    (kennis)
  • de adviseur geeft een duidelijk advies (kennis)
  • de adviesvrager is tevreden met het advies
    (houding)
  • de adviesvrager volgt het advies op (gedrag)

9-10
85
Structuur van het adviesgesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten en social talk
  • planningsfase
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - probleem laten formuleren
  • - probleem nader onderzoeken
  • - advies samen formuleren
  • - advies onderbouwen
  • slotfase
  • - tevredenheid peilen
  • - afsluiten

9-11
86
Klachtengesprek
  • gesprek waarin een klager zijn klacht uit,
  • met als resultaat
  • de klager heeft de klacht kunnen vertellen en
    toelichten (kennis)
  • de klager voelt begrip voor zijn emoties
    (houding)
  • de klager voelt zich, met zijn klacht, serieus
    genomen (houding)
  • indien mogelijk de klacht is opgelost, óf de
    klager krijgt op een andere manier genoegdoening
    (gedrag)

9-12
87
Structuur van het klachtengesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten en social talk
  • planningsfase
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - klacht onderzoeken
  • - klacht samenvatten
  • - oplossing of genoegdoening bieden
  • slotfase
  • - tevredenheid peilen
  • - gesprek evalueren
  • - bedanken voor klacht
  • - afsluiten

9-13
88
Probleemoplossend gesprek
  • gesprek over een probleem, met als resultaat
  • het is duidelijk wat het probleem is (kennis)
  • er zijn oplossingen bedacht (kennis)
  • er is motivatie om het probleem op te lossen
    (houding)
  • de betrokkenen gaan werken aan oplossing
    (gedrag)

9-14
89
Structuur van het probleemoplossend gesprek
  • aanloopfase
  • - begroeten en social talk
  • planningsfase
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - probleem beschrijven
  • - probleem onderzoeken
  • - oplossingen bedenken
  • slotfase
  • - tevredenheid peilen
  • - eventueel nieuwe datum prikken
  • - afsluiten

9-15
90
Kritiekgesprek
  • gesprek waarin iemand zijn afkeuring of
    ongenoegen uit
  • over het gedrag van de ander, met als resultaat
  • de kritiek is helder voor de kritiekontvanger
    (kennis)
  • er zijn oplossingen bedacht (kennis)
  • de kritiekontvanger staat open voor de kritiek
    (houding)
  • de kritiekontvanger is bereid zijn gedag te
    veranderen (gedrag)

9-16
91
Structuur van het kritiekgesprek
  • aanloopfase
  • - korte begroeting
  • planningsfase
  • - aanleiding van gesprek noemen
  • - rollen, doel en werkwijze bepalen
  • themafase
  • - kritiek direct en duidelijk zeggen
  • - beiden oplossingen bedenken
  • slotfase
  • - afspraken maken
  • - afsluiten

9-17
92
De inhoud van dit thema
  • 10.2 Kenmerken van een vergadering
  • 10.3 Agenda
  • 10.4 Taken voorzitter
  • 10.5 Deelnemers
  • 10.6 Notuleren
  • 10.7 In de praktijk

10-1
93
Een vergadering heeft de volgende kenmerken
  • een formele status
  • een agenda
  • plaats, begin- en eindtijd staan vast
  • een voorzitter
  • deelnemers
  • iemand die notulen maakt

10-2
94
Raamagenda
  • 1 Opening
  • 2 Bespreking notulen vorige keer
  • 3 Mededelingen
  • 4 Ingekomen en uitgaande stukken
  • 5 ...
  • 6 ...
  • 7 ...
  • 8 Wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k.)
  • 9 Rondvraag
  • 10 Sluiting

10-3
95
Er kunnen vier doelen zijn
  • informeren
  • discussiëren
  • beslissen
  • taken verdelen

10-4
96
De voorzitter
  • brengt structuur aan in de vergadering
  • houdt de doelen in het oog
  • zorgt voor de nodige discipline
  • hanteert vergadertechnieken
  • bewaakt de tijd

10-5
97
Besluitvormingsregels
  • meerderheidsbesluit
  • consensus
  • unanimiteit
  • delegatie
  • veto

10-6
98
Vergaderregels voor de deelnemers tijdens de
vergadering
  • het voorzitterschap respecteren
  • de discussie centraal houden dus geen
    onderonsjes houden
  • korte en bondige bijdragen leveren aan de
    discussie
  • goed naar elkaar luisteren
  • elkaar uit laten praten

10-7
99
Nut van notulen
  • geheugensteun
  • controlemiddel
  • informatiebron voor afwezige deelnemers
  • informatiebron voor betrokken personen of
    groepen

10-8
100
Verschillende manieren om te notuleren
  • essentie-per-sprekerverslag
  • verslag per onderwerp
  • beknopt verslag

10-9
101
De inhoud van dit thema
  • 11.2 De voorbereiding van een presentatie
  • 11.3 De presentatie
  • 11.4 Spreekangst
  • 11.5 In de praktijk

11-1
102
Een goede voorbereiding
  • analyseren van de opdracht
  • bepalen wat het doel van de presentatie is
  • kenmerken van het publiek bepalen
  • informatie verzamelen en ordenen
  • uitwerken van de presentatie
  • bepalen welke hulpmiddelen je gebruikt

11-2
103
Een spreekschema
  • een beknopte schriftelijke weergave van de opbouw
    en
  • de hoofdpunten van een presentatie waarbij ook
  • aanwijzingen voor het gebruik van hulpmiddelen
    zijn
  • opgenomen

11-3
104
Structuur spreekschema
  • inleiding
  • middenstuk
  • slot

11-4
105
De inleiding van het spreekschema
  • pakkende opening
  • hoofdgedachte en doel van de voordracht
  • aankondiging van de hoofdpunten

11-5
106
Opening van de presentatie
  • aanspreken van het publiek
  • actuele opening
  • persoonlijke opening
  • citaat als opening

11-6
107
Middenstuk van de presentatie
  • bespreking van de hoofdpunten in logische volgorde

11-7
108
Het slot bevat
  • samenvatting van de hoofdpunten
  • terugkoppeling naar inleiding
  • eventueel conclusie of aanbeveling, vervat in
    een uitsmijter

11-8
109
Meer succes bij het presenteren door
  • deskundigheid
  • betrouwbaarheid
  • sympathiek gevonden worden

11-9
110
Spreekangst wegnemen door
  • een goede voorbereiding
  • een goed spreekschema
  • ervaring

11-10
111
De inhoud van dit thema
  • 12.2 Soorten groepen
  • 12.3 Functies van groepen
  • 12.4 Toetreding tot groepen
  • 12.5 Het team in een arbeidsorganisatie
  • 12.6 De samenstelling van een team
  • 12.7 Samenhang in een team
  • 12.8 In de praktijk

12-1
112
Soorten groepen
  • formele en informele groepen
  • primaire en secundaire groepen

12-2
113
Ontstaan formele en informele groepen
  • formele groepen om organisatorische redenen
  • informele groepen om individuele redenen

12-3
114
Primaire en secundaire groepen
  • primaire groepen onderling vertrouwen en
    sterke emotionele band
  • secundaire groepen oppervlakkiger, minder
    emotionele band

12-4
115
Functie van groepen
  • interne functie het belang voor een individu
  • externe functie het belang voor de organisatie

12-5
116
Interne functies van groepen
  • sociale identiteit groepsleden
  • creëren van een referentiekader
  • zich van anderen kunnen onderscheiden

12-6
117
Positieve functies van een groep
  • verbreding van kennis en vaardigheid
  • verbreding van visie
  • verbeterde acceptatie
  • verbeterde communicatie

12-7
118
Negatieve functies van een groep
  • te sterk streven naar overeenstemming
  • machtsvorming
  • afwijkende subcultuur

12-8
119
Aspecten van het socialisatieproces
  • identiteit
  • macht
  • nut
  • acceptatie

12-9
120
Team in een arbeidsorganisatie
  • een kleiner samenwerkingsverband van mensen die
    met
  • bepaalde middelen en deskundigheid tegen betaling
  • aan een gemeenschappelijk doel werken

12-10
121
Voordelen van een team
  • de cliënt ziet meer gezichten
  • ondersteuning door teamgenoten mogelijk
  • pieken in drukte opvangen
  • meer deskundigheid

12-11
122
Nadelen van een team
  • te veel gezichten voor een cliënt
  • kwetsbaar samenwerkingsverband
  • beperking vrijheid beleidsbepaling
  • beperking individuele vrijheid
  • overleg kost vaak veel tijd

12-12
123
Belangrijke eigenschappen bij teamsamenstelling
  • deskundigheid en bekwaamheid
  • karaktereigenschappen
  • werkstijlen
  • teamrollen

12-13
124
Vier werkstijlen in een team
  • dromer creatief maar besluiteloos
  • denker theoretisch maar niet altijd bruikbaar
  • beslisser praktisch maar minder sociaal
    vaardig
  • doener actief maar ongeduldig

12-14
125
Teamrollen
  • voorzitter
  • vormer
  • planter
  • waarschuwer
  • organisator
  • groepswerker
  • brononderzoeker
  • afmaker

12-15
126
Verschijnselen van een goede samenhang
  • trots
  • solidariteit
  • teamgeest
  • samenwerken
  • onderling vertrouwen

12-16
127
De inhoud van dit thema
  • 13.2 Voorwaarden voor samenwerking
  • 13.3 Jouw bijdrage aan samenwerking
  • 13.4 Functionele vaardigheden
  • 13.5 Sociale vaardigheden
  • 13.6 Afstemmen van werkzaamheden
  • 13.7 In de praktijk

13-1
128
Voorwaarden voor samenwerking in een team
  • een duidelijk gezamenlijk doel
  • deskundige en bekwame teamleden
  • een duidelijke functieomschrijving en
    rolacceptatie
  • functionele persoonlijke verhoudingen
  • gemotiveerde teamleden

13-2
129
Vaardigheden voor functioneren in team
  • functionele vaardigheden
  • sociale vaardigheden

13-3
130
Functionele vaardigheden
  • deskundig en bekwaam zijn en blijven
  • advies kunnen vragen en geven
  • kunnen deelnemen aan overlegvormen
  • afspraken maken en nakomen

13-4
131
Advies vragen
  • stel een duidelijke vraag
  • benader de juiste persoon
  • vraag op tijd advies
  • houd rekening met andermans tijd
  • beoordeel het advies op uitvoerbaarheid

13-5
132
Advies geven
  • onderscheid gevraagd of ongevraagd advies
  • analyseer de vraag
  • stimuleer het handelen
  • realiseer je dat advies doorgaans
    persoonsgebonden is
  • formuleer je advies niet dwingend

13-6
133
Afspraken volgens de DAU-formule
  • duidelijk
  • acceptabel
  • uitvoerbaar

13-7
134
Sociale vaardigheden in een team
  • inlevingsvermogen (empathie)
  • echtheid
  • assertiviteit
  • feedback geven
  • conflictbeheersing
  • flexibiliteit

13-8
135
Feedbackregels
  • gebruik de ik-vorm
  • vraag of het klopt
  • wees concreet
  • doseer feedback
  • wees kort en bondig
  • geef ook feedback op dingen die goed gaan

13-9
136
Richtlijnen conflicthantering
  • voorkom dat de ene tegenstelling een volgende
    oproept
  • houd zakelijke en persoonlijke aspecten uit
    elkaar
  • houd onder alle omstandigheden het contact in
    stand
  • ga niet in de aanval als vorm van verdediging

13-10
137
Afstemmen van de werkzaamheden
  • inventariseren werkzaamheden
  • samenhang beoordelen
  • overleggen met collegas
  • afspraken vastleggen
  • planning bewaken en bijstellen
  • initiatief nemen, flexibel zijn

13-11
138
De inhoud van dit thema
  • 14.2 Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau
  • 14.3 Feedback geven
  • 14.4 Feedback ontvangen
  • 14.5 Joharimatrix
  • 14.6 In de praktijk

14-1
139
Feedback
  • het gevraagd of ongevraagd leveren van zowel
    positief
  • als negatief commentaar op het handelen van
    iemand
  • of op dat wat iemand gezegd heeft

14-2
140
Feedback op twee niveaus
  • inhoudsniveau
  • gaat over de letterlijke inhoud van de boodschap
  • betrekkingsniveau
  • gaat over het gedrag van de ander

14-3
141
Voorwaarden voor feedback geven
  • open staan voor elkaar
  • veiligheid en vertrouwen

14-4
142
Regels om feedback te geven
  • geef feedback op concreet aanwijsbaar gedrag
  • zeg wat dat gedrag met je doet
  • geef geen waardeoordeel
  • gebruik ik-boodschappen
  • wacht niet met feedback
  • geef niet op alle punten tegelijk feedback
  • geef negatieve én positieve feedback
  • vraag of het klopt

14-5
143
Regels voor het ontvangen van feedback
  • beschouw de feedback positief
  • vraag zo nodig om verduidelijking
  • ga niet in de verdediging
  • maak afspraken voor de toekomst
  • neem de ander, en de feedback, serieus

14-6
144
Joharimatrix
  • model dat de openheid in de communicatie tussen
  • mensen in kaart brengt

bekend aan mezelf onbekend aan
mezelf bekend aan openheid blinde vlek de
ander onbekend aan geheim onbewuste de ander
14-7
145
De inhoud van dit thema
  • 15.2 Kenmerken van een conflict
  • 15.3 Conflictmechanismen
  • 15.4 Oorzaken van conflicten
  • 15.5 Conflicthantering
  • 15.6 In de praktijk

15-1
146
Bij een conflict zijn er
  • partijen dit kunnen zowel individuen als groepen
    zijn
  • verschillende meningen die elkaar uitsluiten
  • meningsverschillen die langer duren en tot
    problemen leiden

15-2
147
Bekende conflictmechanismen
  • 1 niet ingaan op kritiek
  • 2 een tegenstelling tegenover de kritiek zetten
  • 3 weer een tegenstelling inbrengen
  • 4 op de persoon spelen
  • 5 weglopen
  • 6 oorlog

15-3
148
Oorzaken van conflicten
  • verschillende visies
  • emoties
  • machtsverschillen
  • gebrekkige communicatie
  • verdeling van middelen

15-4
149
Emoties als oorzaak van een conflict
  • gebrek aan erkenning en waardering
  • verschil in normen en waarden
  • gebrek aan respect

15-5
150
Macht kan oorzaak van een conflict zijn, als
  • het machtsverschil te klein is
  • iemand meer macht wil dan redelijk is

15-6
151
Gebrekkige communicatie oorzaak van conflict
  • informatie wordt niet doorgegeven
  • informatie wordt verkeerd doorgegeven
  • informatie wordt verkeerd begrepen

15-7
152
Verdeling van schaarse middelen als oorzaak voor
conflict
  • verschil van mening over de verdeling van
  • personeel
  • geld
  • tijd
  • ruimte
  • apparatuur

15-8
153
Conflicthanteringsstijlen
  • ontlopen
  • toegeven
  • doordrukken
  • resultaatgericht handelen
  • de gulden middenweg

15-9
154
De inhoud van dit thema
  • 16.2 Beroepshouding
  • 16.3 Professie en professioneel
  • 16.4 Eigenheid van de cliënt
  • 16.5 Omgaan met de eigenheid van de cliënt
  • 16.6 Eigenheid als uitgangspunt voor begeleiding
  • 16.7 In de praktijk

16-1
155
Beroepshouding
  • de manier waarop je je gedraagt bij de
    uitoefening van
  • je beroep en in relatie tot de cliënt, van belang
    met het
  • oog op
  • herkenbaarheid voor cliënten
  • onderlinge afstemming binnen een team
  • afstemming beleid op uitvoering werkzaamheden

16-2
156
Begrippen begrepen
  • professie beroep
  • professioneel vakkundig

16-3
157
Kenmerken van eigenheid
  • concrete kenmerken
  • leefstijl

16-4
158
Concrete kenmerken van eigenheid, als
  • werk en opleiding
  • woonplaats
  • maatschappelijke positie
  • sekse
  • leeftijd
  • etniciteit

16-5
159
Leefstijl als kenmerk van eigenheid, als
  • wensen en gewoonten
  • normen en waarden (grenzen)
  • levensbeschouwing en ideologie
  • seksualiteitsbeleving
  • emoties en gevoelens

16-6
160
Holistisch mensbeeld
  • de mens functioneert op de volgende drie gebieden
    die
  • samen een onlosmakelijk geheel vormen
  • lichamelijk
  • geestelijk
  • sociaal

16-7
161
Holistisch mensbeeld
  • de mens functioneert op de volgende drie gebieden
    die
  • samen een onlosmakelijk geheel vormen
  • lichamelijk
  • geestelijk
  • sociaal

16-8
162
Accepteren en respecteren
  • iemand accepteren iemand als mens erkennen
    in zijn bestaan
  • iemand respecteren iemand accepteren zoals
    hij is, compleet met al zijn eigen(aardig)heden

16-9
163
Respect heeft betrekking op
  • kenmerken van eigenheid
  • keuzes die iemand maakt

16-10
164
Begeleiden bij maken van keuzes
  • alléén op de begeleidingsgebieden
  • zoveel mogelijk op afstand
  • ingrijpen bij verkeerde keuzes
  • - overtreding van de wet
  • - overschrijding algemeen aanvaarde normen
  • - in strijd met het begeleidingsplan

16-11
165
Ontwikkelingen in de welzijnssector
  • meer overheidsinitiatieven
  • nieuwe strategieën
  • organisatorische ontwikkelingen
  • flexibilisering
  • professionalisering
  • specifieke ontwikkelingen in de zorgsector
  • specifieke ontwikkelingen in de jeugdzorg

16-12
166
Uitgangspunten voor begeleiding
  • wensen en behoeften van cliënt
  • de eigenheid van de cliënt
  • de mogelijkheden van de organisatie

16-13
167
De inhoud van dit thema
  • 17.2 Waarnemen
  • 17.3 Observeren
  • 17.4 In de praktijk

17-1
168
Waarnemingsfouten
  • onvolledig
  • verschillend
  • onjuist

17-2
169
Veranderingen in cliëntsituatie
  • 1 waarnemen
  • ontvangen van signalen uit de omgeving via de
    zintuigen
  • 2 interpreteren
  • betekenis geven aan waarnemingen
  • 3 handelen
  • tot actie overgaan

17-3
170
Observatiemethoden
  • continue observatie
  • intervalobservatie
  • contextuele observatie
  • protocollaire observatie

17-4
171
Observatietechnieken
  • tijdgericht (time-sampling)
  • gericht op een gebeurtenis (event-sampling)
  • intern observeren (participerende observatie)
  • extern observeren (niet-participerende
    observatie)

17-5
172
Hulpmiddelen bij observeren
  • je zintuigen
  • beoordelingsschalen
  • spelmaterialen
  • audio en video
  • speciaal ingerichte ruimten

17-6
173
Stappen bij observeren
  • 1 bepaal een doel
  • 2 kies een methode
  • 3 kies een techniek
  • 4 kies een hulpmiddel
  • 5 maak een observatieplan
  • 6 informeer de cliënt
  • 7 observeer
  • 8 rapporteer

17-7
174
Valkuil bij observeren
  • meteen interpreteren

17-8
175
De inhoud van dit thema
  • 18.2 Mondelinge rapporten
  • 18.3 Schriftelijke rapporten
  • 18.4 Rapportformulieren
  • 18.5 Vrije rapportage
  • 18.6 In de praktijk

18-1
176
Wanneer een mondeling rapport?
  • als de informatie tamelijk eenvoudig is
  • als de informatie snel moet worden overgedragen
  • als emoties een rol spelen
  • als er bij een schriftelijke rapportage
    misschien onduidelijkheden optreden

18-2
177
Wanneer schriftelijk rapporteren?
  • als er veel informatie is
  • als de informatie ingewikkeld is
  • als er meerdere mensen geïnformeerd moeten
    worden
  • als informatie bewaard moet worden

18-3
178
Rapportformulieren voor
  • intakegesprek
  • observatieresultaten
  • hulpvragen van diverse soort
  • resultaten van activiteiten
  • evaluaties

18-4
179
Feiten en meningen
  • feiten concreet, niet voor discussie vatbaar
  • meningen persoonlijk, wel voor discussie
    vatbaar

18-5
180
Drie stappen bij rapporteren
  • 1 gegevens verzamelen
  • 2 schriftelijk verslag maken
  • 3 bespreken van het verslag

18-6
181
Gegevens verzamelen met behulp van de vijf Ws
  • wie?
  • wanneer?
  • waar?
  • wat?
  • waarom?

18-7
182
Onderdelen schriftelijk verslag
  • titelblad
  • inleiding
  • middenstuk
  • slot

18-8
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com