Title: De inhoud van dit thema:
1De inhoud van dit thema
- 1.2 Wat is organiseren
- 1.3 Wat is een organisatie
- 1.4 Organisatiedoelen
- 1.5 Organisatiebeleid
- 1.6 Middelen en activiteiten
- 1.7 Mogelijkheden en beperkingen
- 1.8 In de praktijk
1-1
2Organiseren is
- samen met anderen en met middelen
- planmatig
- activiteiten ondernemen
- om een doel te bereiken
1-2
3Kenmerken van een arbeidsorganisatie
- mensen werken samen
- aan een gemeenschappelijk doel
- met gebruikmaking van middelen
- en inzet van deskundigheid
- en krijgen betaald voor hun werk
1-3
4Een doel is
- dat wat je wilt bereiken, het resultaat
1-4
5Doelen en beleid hangen met elkaar samen
- een doel is het eindpunt
- beleid is de weg naar het eindpunt
1-5
6Een beleidsplan en deelplan gaan over
- doelen
- personele en financiële middelen en materialen
- activiteiten
1-6
7Beleidsfasen
- voorbereiding
- vaststelling
- uitvoering
- evaluatie
1-7
8Verschillende namen voor overkoepelende plannen
- behandelplan
- zorgplan
- revalidatieplan
- ondersteuningsplan
1-8
9De inhoud van dit thema
- 2.2 Begrippen in verband met structuur
- 2.3 Bevoegdheden binnen een organisatie
- 2.4 Organisatiestructuren
- 2.5 Het organigram
- 2.6 In de praktijk
2-1
10Basisbegrippen organisatiestructuur
- lijnafdelingen het primaire proces
- ondersteunende afdeling ondersteuning primaire
proces - stafafdeling functionarissen met een
adviserende taak
2-2
11Twee soorten bevoegdheden
- hiërarchische bevoegdheid beslissingen nemen
- adviesbevoegdheid staffunctionarissen en andere
deskundigen die adviezen geven
2-3
12Ontstaan organisatiestructuur
- structuur naar afdelingen
- structuur naar functies
2-4
13Lijnorganisatie
- een organisatiestelsel waarin uitsluitend
hiërarchische - (lijn)relaties voorkomen en waar elke medewerker
- uitsluitend leiding krijgt van één chef
2-5
14Lijn-staforganisatie
- een lijnorganisatie waarin op hoger niveau ruimte
- gemaakt is voor een gespecialiseerde
staffunctionaris - die wel mee discussieert maar geen
- beslissingsbevoegdheid heeft
2-6
15Het doel van een organigram is
- duidelijk en schematisch weergeven van
functiebenamingen of afdelingen en wie aan wie
leiding geeft - overzicht houden over de samenhang in de
organisatie - anderen inzicht geven in de organisatie
2-7
16De inhoud van dit thema
- 3.2 Omgangsvormen
- 3.3 Gedragscode
- 3.4 Vertrouwenspersoon
- 3.5 Pesten op het werk
- 3.6 Foutencultuur
- 3.7 In de praktijk
3-1
17Organisatiecultuur
- geheel van normen, waarden, opvattingen en
- omgangsvormen in een organisatie
3-2
18Omgangsvormen
- zeggen hoe mensen met elkaar omgaan
- zijn ongeschreven regels
- en geschreven regels
3-3
19Gedragscode
- in een document vastgelegde normen en waarden met
- betrekking tot het gedrag en de houding die
- beroepsbeoefenaren in een bepaald beroep dienen
te - hanteren
3-4
20Een vertrouwenspersoon
- geeft voorlichting over de gedragscode
- zorgt dat het beleid inzake ongewenst gedrag
voor iedereen duidelijk is - instrueert het management en de
ondernemingsraad over het herkennen van ongewenst
gedrag - stelt een klachtencommissie in
- zorgt dat leidinggevenden een training volgen
in het voorkomen en tegengaan van ongewenst
gedrag - voert zonodig gesprekken met medewerkers die
klachten hebben en neemt zonodig maatregelen
3-5
21Pesten
- stelselmatig ondermijnen van het werk van het
slachtoffer - het ondermijnen van de persoonlijke reputatie
- onmogelijk maken van communicatie
- sociaal isoleren van het slachtoffer
- aantasten van de fysieke gezondheid van het
slachtoffer
3-6
22Foutencultuur
- negatieve foutencultuur positieve foutencultuur
- fouten niet willen zien oorzaken van fouten
- opsporen
- fouten wegmoffelen communiceren over
fouten - fouten van anderen leren van elkaars en
- afstraffen eigen fouten
- risico vermijden risico nemen en
- accepteren dat daarbij
- wel eens fouten gemaakt
- worden
3-7
23De inhoud van dit thema
- 4.2 Functie en functieomschrijving
- 4.3 Verantwoordelijkheden en bevoegdheden
- 4.4 Arbeidsvoorwaarden en rechtspositie
- 4.5 Beroepseisen
- 4.6 Deskundigheid en bekwaamheid op peil houden
- 4.7 In de praktijk
4-1
24Functie
- samenhangend geheel van taken, bevoegdheden en
- verantwoordelijkheden van één medewerker in een
- organisatie
4-2
25Ontstaan van een functie
- 1 handelingen met een zelfde doel inventariseren
- 2 handelingen groeperen tot taken met een zelfde
doel - 3 werk verdelen en taken groeperen, rekening
houdend met - hoeveelheid werk aantal medewerkers
- niveau noodzakelijke deskundigheid
4-3
26Functieomschrijving
- een omschrijving van de functietaken,
bevoegdheden - en verantwoordelijkheden die bij een bepaalde
functie - horen
4-4
27Onderdelen functieomschrijving
- de juiste functiebenaming
- de plaats in de organisatie
- het doel van de functie
- contacten
- hoofdbestanddelen van de functie
- functie-eisen
4-5
28Functieomschrijving wordt gebruikt voor
- werving en selectie
- arbeidsrechtelijk document
- duidelijkheid verschaffen over iemands taken
- functiewaardering
4-6
29Verantwoordelijkheid
- de plicht om wat je doet naar beste weten en
kunnen te - doen en hier op aangesproken kunnen worden
4-7
30Twee soorten verantwoordelijkheid
- sociale verantwoordelijkheid
- functionele verantwoordelijkheid
4-8
31Bevoegdheid
- het recht bepaalde handelingen of taken uit te
voeren
4-9
32Drie-eenheid taken-verantwoordelijkheden-bevoegdhe
den
- taken geregeld in de functieomschrijving
- verantwoordelijkheden sociale en functionele
uitvoeringsverantwoordelijkheden waarop je
aangesproken kunt worden - bevoegdheden mogelijkheden om je taken uit te
voeren
4-10
33Soorten arbeidsvoorwaarden
- primaire arbeidsvoorwaarden
- secundaire arbeidsvoorwaarden
4-11
34Collectieve arbeidsovereenkomst (cao)
- afspraak tussen werkgeversorganisaties en
- werknemersorganisaties (vakbonden) voor een
bepaald - bedrijf of bepaalde bedrijfstak, waarbij voor een
- bepaalde periode de primaire en secundaire
- arbeidsvoorwaarden worden vastgesteld
4-12
35Ondernemingsraad of medezeggenschapsraad
- bestuursorgaan van een organisatie dat door
- werknemers is gekozen om de werknemersbelangen te
- vertegenwoordigen naar bestuur en directie
- bevoegdheden
- adviesrecht
- instemmingsrecht
- informatierecht
- initiatiefrecht
4-13
36Plichten werknemer
- de overeengekomen arbeid verrichten
- naar beste weten en kunnen
- op de afgesproken tijden en
- je deskundigheid en bekwaamheid op peil houden
4-14
37Plichten werkgever
- regelen van werk- en rusttijden
- afgesproken salaris betalen
- op de afgesproken tijdstippen
- meewerken aan deskundigheidsbevordering
4-15
38Beroepsprofiel en beroepscode
- beroepsprofiel kenmerken en eisen van het
beroep - beroepscode gedragsrichtlijnen voor één beroep
4-16
39Functie van beroepsprofiel en beroepscode
- geven vorm aan de identiteit van het beroep
- geven anderen duidelijkheid over de kaders
waarbinnen het beroep wordt uitgeoefend - geven jou en collegas duidelijkheid over
waarop je elkaar kunt aanspreken (collegiale
toetsing)
4-17
40Beroepsprofiel
- algemeen kader voor de beroepsuitoefening,
gericht op - de functie en opgedeeld in
- inleiding
- taken
- verantwoordelijkheden
- deskundigheid en bekwaamheid
4-18
41Beroepscode
- algemene kaders voor de beroepsuitoefening,
gericht - op gedrag en opgedeeld in
- algemene uitgangspunten
- relatie met de cliënt
- relatie met collegas en andere hulpverleners
4-19
42Mogelijkheden om deskundigheid en bekwaamheid op
peil te houden
- vakliteratuur en andere documentatie
- intercollegiale consultatie
- intervisie
- STARRT stappenplan
- functioneringsgesprekken
- opleidingen volgen
- congressen, symposia en beurzen
4-20
43De inhoud van dit thema
- 5.2 Het communicatieproces
- 5.3 Ruis
- 5.4 Communicatiedoelen
- 5.5 Tips voor de praktijk
5-1
44Communicatieschema
codering
decodering
decodering
codering
5-2
45Coderen en decoderen
- coderen het omzetten van gedachten en
gevoelens in woorden, lichaamstaal of beelden - decoderen het omzetten van woorden,
lichaamstaal of beelden in betekenis
5-3
46Ruis
- een communicatiestoring waardoor de boodschap
niet - goed overkomt
- interne ruis de storing ligt binnen het
communicatieproces tussen zender en ontvanger - externe ruis de storing ligt buiten het
communicatieproces
5-4
47Hoofddoelen van communicatie
- informatie overdragen
- jezelf uiten
- iets van de ander willen
- de ander vermaken
5-5
48Communicatieniveaus
- inhoudsniveau de letterlijke inhoud van de
boodschap - betrekkingsniveau informatie over de relatie
tussen zender en ontvanger en hoe de boodschap
moet worden opgevat
5-6
49Communicatieaspecten
- zakelijk aspect wat zeg ik precies?
- expressieve aspect wat laat ik van mezelf
zien? - relationele aspect wat vind ik van de ander?
- appellerende aspect wat wil ik van de ander?
5-7
50De inhoud van dit thema
- 6.2 Verbale communicatie
- 6.3 Mondelinge en schriftelijke communicatie
- 6.4 Non-verbale communicatie
- 6.5 Communicatierichtingen
- 6.6 Tips voor de praktijk
6-1
51Verbale communicatie
- communicatie met woorden
- - mondeling
- - schriftelijk
- communicatie met gebaren en computers
6-2
52Schriftelijke en mondelinge communicatie
- mondelinge communicatie
- communicatie waarbij je woorden uitspreekt
- schriftelijke communicatie
- communicatie waarbij je woorden schrijft of typt
6-3
53Non-verbale communicatie
- communicatie zonder woorden
- stem
- uiterlijk
- lichaamshouding
- gebaren
- gezichtsuitdrukking
6-4
54Communicatierichtingen
- eenzijdige communicatie unilaterale
communicatie - tweezijdige communicatie bilaterale
communicatie - meerzijdige communicatie multilaterale
communicatie
6-5
55De inhoud van dit thema
- 7.2 Taalgebruik en lichaamstaal
- 7.3 Verschillende opvattingen, normen en waarden
- 7.4 Vooronderstellingen en vooroordelen
- 7.5 Omgaan met verschillende culturen in je werk
- 7.6 In de praktijk
7-1
56Begrippen begrepen
- taal
- een systeem dat betekenis weergeeft door middel
van symbolen, zoals spraakklanken, gebaren of
schrifttekens, die volgens een bepaald systeem
(grammatica) worden gerangschikt - lichaamstaal
- geheel van communicatieve boodschappen die door
middel van gebaren, mimiek, lichaamshouding en
oogcontact worden overgebracht
7-2
57Waarden en normen
- waarden dat wat men belangrijk vindt in het
leven - normen concrete gedragsregels afgeleid van
waarden
7-3
58Vooronderstellingen en vooroordelen
- vooronderstelling aanname als waar aangenomen
gedachte verondersteld gegeven - vooroordeel niet op kennis of redenering, maar
op neiging, traditie of navolging berustend
oordeel omtrent iets of iemand
7-4
59De inhoud van dit thema
- 8.2 Gespreksdoelen
- 8.3 Gespreksstructuur
- 8.4 Open, halfopen, gesloten gesprek
- 8.5 Gespreksvaardigheden
- 8.6 Valkuilen
- 8.7 Tips voor de praktijk
8-1
60Gespreksdoelen
- kennisdoelen
- houdingsdoelen
- gedragsdoelen
8-2
61De opbouw van een zakelijk gesprek
- aanloopfase
- planningsfase
- themafase
- slotfase
8-3
62Invloed op structuur en inhoud gesprek
- gesloten gesprek
- structuur en inhoud liggen vast
- halfopen gesprek
- structuur ligt vast, inhoud niet
- open gesprek
- structuur en inhoud liggen niet vast
8-4
63Gespreksvaardigheden
- luisteren
- vragen stellen
- samenvatten
- spiegelen
- discussiëren
8-5
64Luisterniveaus
- passief luisteren
- - nauwelijks (niveau 1)
- - oppervlakkig (niveau 2)
- - inhoudelijk (niveau 3)
- actief luisteren
- - empathisch (niveau 4)
8-6
65Het belang van vragen stellen
- voortgang bevorderen
- interesse tonen
- de ander helpen
- de ander begrijpen
- aan juiste informatie komen
- de structuur vasthouden
8-7
66Soorten vragen
- open vragen
- gesloten vragen
- dubbele vragen
- suggestieve vragen
- reflecterende vragen
8-8
67Samenvatten
- kort en volledig
- inhoud vorm
- in eigen woorden
- controleren of het klopt
8-9
68Gespreksvaardigheden
- op hetzelfde moment precies nadoen wat de ander
doet - op een later moment precies nadoen wat de ander
doet - niet precies nadoen maar vergelijkbaar of
afgezwakt - accentueren door te overdrijven
8-10
69Gespreksvaardigheden
- opening door de voorzitter
- inleiding door voorzitter of inleider
- discussie in de groep
- afronding door de voorzitter
8-11
70Valkuilen
- bagatelliseren
- foutief interpreteren
- diagnosticeren
- moraliseren
8-12
71Bagatelliseren
- problemen kleiner maken dan ze zijn, als iets
- onbeduidends voorstellen
8-13
72Foutief interpreteren
- het toekennen van een verkeerde betekenis aan
- iemands woorden of gedrag
8-14
73Diagnosticeren in gesprekken
- mogelijke oorzaken noemen zonder te weten
- of dit klopt
8-15
74Moraliseren
- eigen waarden en normen proberen op te leggen
8-16
75De inhoud van dit thema
- 9.2 Intakegesprek
- 9.3 Functioneringsgesprek
- 9.4 Slechtnieuwsgesprek
- 9.5 Voorlichtingsgesprek
- 9.6 Adviesgesprek
- 9.7 Klachtengesprek
- 9.8 Probleemoplossend gesprek
- 9.9 Kritiekgesprek
- 9.10 In de praktijk
9-1
76Intakegesprek
- gesprek tussen een cliënt en een dienstverlenende
- organisatie waarin gegevens over de cliënt en
zijn - hulpvraag verzameld worden, met als resultaat
- de cliënt kent de organisatie en de organisatie
kent de cliënt (kennis) - de cliënt heeft een positieve indruk van de
organisatie (houding) - (soms) de cliënt komt volgens de afspraken in
actie (gedrag)
9-2
77Structuur van het intakegesprek
- aanloopfase
- - begroeten en social talk
- planningsfase
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - informatie verstrekken
- - informatie vragen
- slotfase
- - vragen naar duidelijkheid
- - afronden en afsluiten
9-3
78Functioneringsgesprekken
- gesprekken tussen leidinggevende en medewerker,
- met als resultaat
- er is zicht op de kwaliteit van het
functioneren van de medewerker (kennis) - er is zicht op de mogelijkheden om het
functioneren te verbeteren (kennis) - leidinggevende en medewerker staan open voor
elkaar (houding) - medewerker is bereid zijn functioneren te
verbeteren (gedrag)
9-4
79Structuur van het functioneringsgesprek
- aanloopfase
- - begroeten en social talk
- planningsfase
- - doel en werkwijze bepalen
- - onderwerpen vaststellen
- themafase
- - onderwerpen bespreken
- - mogelijkheden tot verbetering bespreken
- - afspraken maken
- slotfase
- - samenvatting geven
- - afspraken herhalen
- - evalueren van gesprek
9-5
80Slechtnieuwsgesprek
- gesprek waarin een negatieve boodschap
overgebracht - wordt, met als resultaat
- het slechte nieuws is duidelijk voor de
ontvanger (kennis) - (eventueel) zender en ontvanger bedenken een
oplossing (kennis) - de ontvanger voelt de betrokkenheid van de
zender (houding) - de ontvanger heeft kunnen reageren (houding)
- eventueel probleem wordt opgelost (gedrag)
9-6
81Structuur van het slechtnieuwsgesprek
- aanloopfase
- - korte begroeting
- planningsfase
- - inleidende zin
- themafase
- - slechte nieuws direct en duidelijk overbrengen
- - begrip tonen voor emoties
- - samen zoeken naar oplossingen
- - praktische hulp aanbieden
- slotfase
- - afscheid nemen
9-7
82Voorlichtingsgesprek
- gesprek tussen een informatievrager en een
- informatiegever, met als resultaat dat de
- informatievrager informatie heeft waarmee hij
zich een - mening kan vormen of een beslissing kan nemen
over - het betreffende onderwerp
9-8
83Structuur van het voorlichtingsgesprek
- aanloopfase
- - begroeten, kennismaken en social talk
- planningsfase
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - informatievraag onderzoeken
- - voorlichting geven
- slotfase
- - tevredenheid peilen
- - afsluiten
9-9
84Adviesgesprek
- gesprek tussen een adviesvrager en een adviseur,
- met als resultaat
- het probleem van de adviesvrager is duidelijk
(kennis) - de adviseur geeft een duidelijk advies (kennis)
- de adviesvrager is tevreden met het advies
(houding) - de adviesvrager volgt het advies op (gedrag)
9-10
85Structuur van het adviesgesprek
- aanloopfase
- - begroeten en social talk
- planningsfase
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - probleem laten formuleren
- - probleem nader onderzoeken
- - advies samen formuleren
- - advies onderbouwen
- slotfase
- - tevredenheid peilen
- - afsluiten
9-11
86Klachtengesprek
- gesprek waarin een klager zijn klacht uit,
- met als resultaat
- de klager heeft de klacht kunnen vertellen en
toelichten (kennis) - de klager voelt begrip voor zijn emoties
(houding) - de klager voelt zich, met zijn klacht, serieus
genomen (houding) - indien mogelijk de klacht is opgelost, óf de
klager krijgt op een andere manier genoegdoening
(gedrag)
9-12
87Structuur van het klachtengesprek
- aanloopfase
- - begroeten en social talk
- planningsfase
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - klacht onderzoeken
- - klacht samenvatten
- - oplossing of genoegdoening bieden
- slotfase
- - tevredenheid peilen
- - gesprek evalueren
- - bedanken voor klacht
- - afsluiten
9-13
88Probleemoplossend gesprek
- gesprek over een probleem, met als resultaat
- het is duidelijk wat het probleem is (kennis)
- er zijn oplossingen bedacht (kennis)
- er is motivatie om het probleem op te lossen
(houding) - de betrokkenen gaan werken aan oplossing
(gedrag)
9-14
89Structuur van het probleemoplossend gesprek
- aanloopfase
- - begroeten en social talk
- planningsfase
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - probleem beschrijven
- - probleem onderzoeken
- - oplossingen bedenken
- slotfase
- - tevredenheid peilen
- - eventueel nieuwe datum prikken
- - afsluiten
9-15
90Kritiekgesprek
- gesprek waarin iemand zijn afkeuring of
ongenoegen uit - over het gedrag van de ander, met als resultaat
- de kritiek is helder voor de kritiekontvanger
(kennis) - er zijn oplossingen bedacht (kennis)
- de kritiekontvanger staat open voor de kritiek
(houding) - de kritiekontvanger is bereid zijn gedag te
veranderen (gedrag)
9-16
91Structuur van het kritiekgesprek
- aanloopfase
- - korte begroeting
- planningsfase
- - aanleiding van gesprek noemen
- - rollen, doel en werkwijze bepalen
- themafase
- - kritiek direct en duidelijk zeggen
- - beiden oplossingen bedenken
- slotfase
- - afspraken maken
- - afsluiten
9-17
92De inhoud van dit thema
- 10.2 Kenmerken van een vergadering
- 10.3 Agenda
- 10.4 Taken voorzitter
- 10.5 Deelnemers
- 10.6 Notuleren
- 10.7 In de praktijk
10-1
93Een vergadering heeft de volgende kenmerken
- een formele status
- een agenda
- plaats, begin- en eindtijd staan vast
- een voorzitter
- deelnemers
- iemand die notulen maakt
10-2
94Raamagenda
- 1 Opening
- 2 Bespreking notulen vorige keer
- 3 Mededelingen
- 4 Ingekomen en uitgaande stukken
- 5 ...
- 6 ...
- 7 ...
- 8 Wat verder ter tafel komt (w.v.t.t.k.)
- 9 Rondvraag
- 10 Sluiting
10-3
95Er kunnen vier doelen zijn
- informeren
- discussiëren
- beslissen
- taken verdelen
10-4
96De voorzitter
- brengt structuur aan in de vergadering
- houdt de doelen in het oog
- zorgt voor de nodige discipline
- hanteert vergadertechnieken
- bewaakt de tijd
10-5
97Besluitvormingsregels
- meerderheidsbesluit
- consensus
- unanimiteit
- delegatie
- veto
10-6
98Vergaderregels voor de deelnemers tijdens de
vergadering
- het voorzitterschap respecteren
- de discussie centraal houden dus geen
onderonsjes houden - korte en bondige bijdragen leveren aan de
discussie - goed naar elkaar luisteren
- elkaar uit laten praten
10-7
99Nut van notulen
- geheugensteun
- controlemiddel
- informatiebron voor afwezige deelnemers
- informatiebron voor betrokken personen of
groepen
10-8
100Verschillende manieren om te notuleren
- essentie-per-sprekerverslag
- verslag per onderwerp
- beknopt verslag
10-9
101De inhoud van dit thema
- 11.2 De voorbereiding van een presentatie
- 11.3 De presentatie
- 11.4 Spreekangst
- 11.5 In de praktijk
11-1
102Een goede voorbereiding
- analyseren van de opdracht
- bepalen wat het doel van de presentatie is
- kenmerken van het publiek bepalen
- informatie verzamelen en ordenen
- uitwerken van de presentatie
- bepalen welke hulpmiddelen je gebruikt
11-2
103Een spreekschema
- een beknopte schriftelijke weergave van de opbouw
en - de hoofdpunten van een presentatie waarbij ook
- aanwijzingen voor het gebruik van hulpmiddelen
zijn - opgenomen
11-3
104Structuur spreekschema
- inleiding
- middenstuk
- slot
11-4
105De inleiding van het spreekschema
- pakkende opening
- hoofdgedachte en doel van de voordracht
- aankondiging van de hoofdpunten
11-5
106Opening van de presentatie
- aanspreken van het publiek
- actuele opening
- persoonlijke opening
- citaat als opening
11-6
107Middenstuk van de presentatie
- bespreking van de hoofdpunten in logische volgorde
11-7
108Het slot bevat
- samenvatting van de hoofdpunten
- terugkoppeling naar inleiding
- eventueel conclusie of aanbeveling, vervat in
een uitsmijter
11-8
109Meer succes bij het presenteren door
- deskundigheid
- betrouwbaarheid
- sympathiek gevonden worden
11-9
110Spreekangst wegnemen door
- een goede voorbereiding
- een goed spreekschema
- ervaring
11-10
111De inhoud van dit thema
- 12.2 Soorten groepen
- 12.3 Functies van groepen
- 12.4 Toetreding tot groepen
- 12.5 Het team in een arbeidsorganisatie
- 12.6 De samenstelling van een team
- 12.7 Samenhang in een team
- 12.8 In de praktijk
12-1
112Soorten groepen
- formele en informele groepen
- primaire en secundaire groepen
12-2
113Ontstaan formele en informele groepen
- formele groepen om organisatorische redenen
- informele groepen om individuele redenen
12-3
114Primaire en secundaire groepen
- primaire groepen onderling vertrouwen en
sterke emotionele band - secundaire groepen oppervlakkiger, minder
emotionele band
12-4
115Functie van groepen
- interne functie het belang voor een individu
- externe functie het belang voor de organisatie
12-5
116Interne functies van groepen
- sociale identiteit groepsleden
- creëren van een referentiekader
- zich van anderen kunnen onderscheiden
12-6
117Positieve functies van een groep
- verbreding van kennis en vaardigheid
- verbreding van visie
- verbeterde acceptatie
- verbeterde communicatie
12-7
118Negatieve functies van een groep
- te sterk streven naar overeenstemming
- machtsvorming
- afwijkende subcultuur
12-8
119Aspecten van het socialisatieproces
- identiteit
- macht
- nut
- acceptatie
12-9
120Team in een arbeidsorganisatie
- een kleiner samenwerkingsverband van mensen die
met - bepaalde middelen en deskundigheid tegen betaling
- aan een gemeenschappelijk doel werken
12-10
121Voordelen van een team
- de cliënt ziet meer gezichten
- ondersteuning door teamgenoten mogelijk
- pieken in drukte opvangen
- meer deskundigheid
12-11
122Nadelen van een team
- te veel gezichten voor een cliënt
- kwetsbaar samenwerkingsverband
- beperking vrijheid beleidsbepaling
- beperking individuele vrijheid
- overleg kost vaak veel tijd
12-12
123Belangrijke eigenschappen bij teamsamenstelling
- deskundigheid en bekwaamheid
- karaktereigenschappen
- werkstijlen
- teamrollen
12-13
124Vier werkstijlen in een team
- dromer creatief maar besluiteloos
- denker theoretisch maar niet altijd bruikbaar
- beslisser praktisch maar minder sociaal
vaardig - doener actief maar ongeduldig
12-14
125Teamrollen
- voorzitter
- vormer
- planter
- waarschuwer
- organisator
- groepswerker
- brononderzoeker
- afmaker
12-15
126Verschijnselen van een goede samenhang
- trots
- solidariteit
- teamgeest
- samenwerken
- onderling vertrouwen
12-16
127De inhoud van dit thema
- 13.2 Voorwaarden voor samenwerking
- 13.3 Jouw bijdrage aan samenwerking
- 13.4 Functionele vaardigheden
- 13.5 Sociale vaardigheden
- 13.6 Afstemmen van werkzaamheden
- 13.7 In de praktijk
13-1
128Voorwaarden voor samenwerking in een team
- een duidelijk gezamenlijk doel
- deskundige en bekwame teamleden
- een duidelijke functieomschrijving en
rolacceptatie - functionele persoonlijke verhoudingen
- gemotiveerde teamleden
13-2
129Vaardigheden voor functioneren in team
- functionele vaardigheden
- sociale vaardigheden
13-3
130Functionele vaardigheden
- deskundig en bekwaam zijn en blijven
- advies kunnen vragen en geven
- kunnen deelnemen aan overlegvormen
- afspraken maken en nakomen
13-4
131Advies vragen
- stel een duidelijke vraag
- benader de juiste persoon
- vraag op tijd advies
- houd rekening met andermans tijd
- beoordeel het advies op uitvoerbaarheid
13-5
132Advies geven
- onderscheid gevraagd of ongevraagd advies
- analyseer de vraag
- stimuleer het handelen
- realiseer je dat advies doorgaans
persoonsgebonden is - formuleer je advies niet dwingend
13-6
133Afspraken volgens de DAU-formule
- duidelijk
- acceptabel
- uitvoerbaar
13-7
134Sociale vaardigheden in een team
- inlevingsvermogen (empathie)
- echtheid
- assertiviteit
- feedback geven
- conflictbeheersing
- flexibiliteit
13-8
135Feedbackregels
- gebruik de ik-vorm
- vraag of het klopt
- wees concreet
- doseer feedback
- wees kort en bondig
- geef ook feedback op dingen die goed gaan
13-9
136Richtlijnen conflicthantering
- voorkom dat de ene tegenstelling een volgende
oproept - houd zakelijke en persoonlijke aspecten uit
elkaar - houd onder alle omstandigheden het contact in
stand - ga niet in de aanval als vorm van verdediging
13-10
137Afstemmen van de werkzaamheden
- inventariseren werkzaamheden
- samenhang beoordelen
- overleggen met collegas
- afspraken vastleggen
- planning bewaken en bijstellen
- initiatief nemen, flexibel zijn
13-11
138De inhoud van dit thema
- 14.2 Feedback op inhouds- en betrekkingsniveau
- 14.3 Feedback geven
- 14.4 Feedback ontvangen
- 14.5 Joharimatrix
- 14.6 In de praktijk
14-1
139Feedback
- het gevraagd of ongevraagd leveren van zowel
positief - als negatief commentaar op het handelen van
iemand - of op dat wat iemand gezegd heeft
14-2
140Feedback op twee niveaus
- inhoudsniveau
- gaat over de letterlijke inhoud van de boodschap
- betrekkingsniveau
- gaat over het gedrag van de ander
14-3
141Voorwaarden voor feedback geven
- open staan voor elkaar
- veiligheid en vertrouwen
14-4
142Regels om feedback te geven
- geef feedback op concreet aanwijsbaar gedrag
- zeg wat dat gedrag met je doet
- geef geen waardeoordeel
- gebruik ik-boodschappen
- wacht niet met feedback
- geef niet op alle punten tegelijk feedback
- geef negatieve én positieve feedback
- vraag of het klopt
14-5
143Regels voor het ontvangen van feedback
- beschouw de feedback positief
- vraag zo nodig om verduidelijking
- ga niet in de verdediging
- maak afspraken voor de toekomst
- neem de ander, en de feedback, serieus
14-6
144Joharimatrix
- model dat de openheid in de communicatie tussen
- mensen in kaart brengt
bekend aan mezelf onbekend aan
mezelf bekend aan openheid blinde vlek de
ander onbekend aan geheim onbewuste de ander
14-7
145De inhoud van dit thema
- 15.2 Kenmerken van een conflict
- 15.3 Conflictmechanismen
- 15.4 Oorzaken van conflicten
- 15.5 Conflicthantering
- 15.6 In de praktijk
15-1
146Bij een conflict zijn er
- partijen dit kunnen zowel individuen als groepen
zijn - verschillende meningen die elkaar uitsluiten
- meningsverschillen die langer duren en tot
problemen leiden
15-2
147Bekende conflictmechanismen
- 1 niet ingaan op kritiek
- 2 een tegenstelling tegenover de kritiek zetten
- 3 weer een tegenstelling inbrengen
- 4 op de persoon spelen
- 5 weglopen
- 6 oorlog
15-3
148Oorzaken van conflicten
- verschillende visies
- emoties
- machtsverschillen
- gebrekkige communicatie
- verdeling van middelen
15-4
149Emoties als oorzaak van een conflict
- gebrek aan erkenning en waardering
- verschil in normen en waarden
- gebrek aan respect
15-5
150Macht kan oorzaak van een conflict zijn, als
- het machtsverschil te klein is
- iemand meer macht wil dan redelijk is
15-6
151Gebrekkige communicatie oorzaak van conflict
- informatie wordt niet doorgegeven
- informatie wordt verkeerd doorgegeven
- informatie wordt verkeerd begrepen
15-7
152Verdeling van schaarse middelen als oorzaak voor
conflict
- verschil van mening over de verdeling van
- personeel
- geld
- tijd
- ruimte
- apparatuur
15-8
153Conflicthanteringsstijlen
- ontlopen
- toegeven
- doordrukken
- resultaatgericht handelen
- de gulden middenweg
15-9
154De inhoud van dit thema
- 16.2 Beroepshouding
- 16.3 Professie en professioneel
- 16.4 Eigenheid van de cliënt
- 16.5 Omgaan met de eigenheid van de cliënt
- 16.6 Eigenheid als uitgangspunt voor begeleiding
- 16.7 In de praktijk
16-1
155Beroepshouding
- de manier waarop je je gedraagt bij de
uitoefening van - je beroep en in relatie tot de cliënt, van belang
met het - oog op
- herkenbaarheid voor cliënten
- onderlinge afstemming binnen een team
- afstemming beleid op uitvoering werkzaamheden
16-2
156Begrippen begrepen
- professie beroep
- professioneel vakkundig
16-3
157Kenmerken van eigenheid
- concrete kenmerken
- leefstijl
16-4
158Concrete kenmerken van eigenheid, als
- werk en opleiding
- woonplaats
- maatschappelijke positie
- sekse
- leeftijd
- etniciteit
16-5
159Leefstijl als kenmerk van eigenheid, als
- wensen en gewoonten
- normen en waarden (grenzen)
- levensbeschouwing en ideologie
- seksualiteitsbeleving
- emoties en gevoelens
16-6
160Holistisch mensbeeld
- de mens functioneert op de volgende drie gebieden
die - samen een onlosmakelijk geheel vormen
- lichamelijk
- geestelijk
- sociaal
16-7
161Holistisch mensbeeld
- de mens functioneert op de volgende drie gebieden
die - samen een onlosmakelijk geheel vormen
- lichamelijk
- geestelijk
- sociaal
16-8
162Accepteren en respecteren
- iemand accepteren iemand als mens erkennen
in zijn bestaan - iemand respecteren iemand accepteren zoals
hij is, compleet met al zijn eigen(aardig)heden
16-9
163Respect heeft betrekking op
- kenmerken van eigenheid
- keuzes die iemand maakt
16-10
164Begeleiden bij maken van keuzes
- alléén op de begeleidingsgebieden
- zoveel mogelijk op afstand
- ingrijpen bij verkeerde keuzes
- - overtreding van de wet
- - overschrijding algemeen aanvaarde normen
- - in strijd met het begeleidingsplan
16-11
165Ontwikkelingen in de welzijnssector
- meer overheidsinitiatieven
- nieuwe strategieën
- organisatorische ontwikkelingen
- flexibilisering
- professionalisering
- specifieke ontwikkelingen in de zorgsector
- specifieke ontwikkelingen in de jeugdzorg
16-12
166Uitgangspunten voor begeleiding
- wensen en behoeften van cliënt
- de eigenheid van de cliënt
- de mogelijkheden van de organisatie
16-13
167De inhoud van dit thema
- 17.2 Waarnemen
- 17.3 Observeren
- 17.4 In de praktijk
17-1
168Waarnemingsfouten
- onvolledig
- verschillend
- onjuist
17-2
169Veranderingen in cliëntsituatie
- 1 waarnemen
- ontvangen van signalen uit de omgeving via de
zintuigen - 2 interpreteren
- betekenis geven aan waarnemingen
- 3 handelen
- tot actie overgaan
17-3
170Observatiemethoden
- continue observatie
- intervalobservatie
- contextuele observatie
- protocollaire observatie
17-4
171Observatietechnieken
- tijdgericht (time-sampling)
- gericht op een gebeurtenis (event-sampling)
- intern observeren (participerende observatie)
- extern observeren (niet-participerende
observatie)
17-5
172Hulpmiddelen bij observeren
- je zintuigen
- beoordelingsschalen
- spelmaterialen
- audio en video
- speciaal ingerichte ruimten
17-6
173Stappen bij observeren
- 1 bepaal een doel
- 2 kies een methode
- 3 kies een techniek
- 4 kies een hulpmiddel
- 5 maak een observatieplan
- 6 informeer de cliënt
- 7 observeer
- 8 rapporteer
17-7
174Valkuil bij observeren
17-8
175De inhoud van dit thema
- 18.2 Mondelinge rapporten
- 18.3 Schriftelijke rapporten
- 18.4 Rapportformulieren
- 18.5 Vrije rapportage
- 18.6 In de praktijk
18-1
176Wanneer een mondeling rapport?
- als de informatie tamelijk eenvoudig is
- als de informatie snel moet worden overgedragen
- als emoties een rol spelen
- als er bij een schriftelijke rapportage
misschien onduidelijkheden optreden
18-2
177Wanneer schriftelijk rapporteren?
- als er veel informatie is
- als de informatie ingewikkeld is
- als er meerdere mensen geïnformeerd moeten
worden - als informatie bewaard moet worden
18-3
178Rapportformulieren voor
- intakegesprek
- observatieresultaten
- hulpvragen van diverse soort
- resultaten van activiteiten
- evaluaties
18-4
179Feiten en meningen
- feiten concreet, niet voor discussie vatbaar
- meningen persoonlijk, wel voor discussie
vatbaar
18-5
180Drie stappen bij rapporteren
- 1 gegevens verzamelen
- 2 schriftelijk verslag maken
- 3 bespreken van het verslag
18-6
181Gegevens verzamelen met behulp van de vijf Ws
- wie?
- wanneer?
- waar?
- wat?
- waarom?
18-7
182Onderdelen schriftelijk verslag
- titelblad
- inleiding
- middenstuk
- slot
18-8