Title: Dia 1
1Tijd van jagers en boeren ? 3000 v.
Chr. Prehistorie
- Kenmerkende aspecten
- De levenswijze van jagers-verzamelaars.
- Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
. - Het ontstaan van de eerste stedelijke
gemeenschappen.
Unieke begrippen Jagersvoedselverzamelaarsagrari
sche (neolitische) revolutie
Generieke begrippen levensonderhoudbeschavingboe
renpriesterambtenarensamenlevingmaatschappijs
taatgodsdienst/religie
Generieke begrippen tempelmachtstatusoorloglan
dbouwlegerritueelriteceremonie
Generieke begrippen cultuskunst en
cultuurwetnomadensedentairambacht
2Tijd van jagers en boeren
- Kenmerkende aspecten
- De levenswijze van jagers-verzamelaars.
- Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
. - Het ontstaan van de eerste stedelijke
gemeenschappen.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen een relatie leggen tussen
jagen/verzamelen, wonen en godsdienst - kunnen een relatie leggen tussen landbouw, wonen
en godsdienst - kennen mogelijke verklaringen voor het ontstaan
van de landbouw - weten waar de eerste landbouw is ontstaan en
waarom juist daar - kennen de belangrijkste veranderingen die het
gevolg waren van de komst van landbouw en
veeteelt - kennen de belangrijkste veranderingen die
optraden met de komst van de eerste stedelijke
gemeenschappen
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen traden op door de komst van
de landbouw en de eerste stedelijke
gemeenschappen? - Oorzaak/gevolg
- Wat was of wat waren de oorzaken van het ontstaan
van landbouw en veeteelt? - Bewijs (bronnen)
- Hoe komen we aan gegevens over de prehistorie
- tot ongeveer 3000 v. Chr. geen geschreven bronnen
- wel materiële vondsten
- kunnen (aan de hand van gegeven bronnenmateriaal)
beredeneren waarom de mens aan landbouw en
veeteelt ging doen - Interpretatie
- kunnen beredeneren of er met de komst van
landbouw en veeteelt sprake was van een revolutie - Tijd en plaats
3Tijd van Grieken en Romeinen 3000 v. Chr. 500
na Chr. Oudheid
Kenmerkende aspecten 4. De ontwikkeling van
wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De klassieke vormentaal van de
Grieks-Romeinse cultuur. 6. De groei van het
Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde. 7. De
confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en
de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. 8. De
ontwikkeling van het jodendom en het christendom
als de eerste monotheïstisch godsdiensten.
Unieke begrippen Olympus Olympische
Spelen Stadstaat/polis Sparta Athene Peloponnesisc
he Oorlog Parthenon Delphi Rome Romeinse
Rijk romanisering Caesar Augustus
Generieke begrippen beschavingboerenpriestersam
enlevingmaatschappijstaatgodsdienst/religietem
pel
Generieke begrippen macht aristocratiedemocratie
statusoorloglegerritueelpolitiek
Generieke begrippen riteceremoniecultuskunst
en cultuur
4Tijd van Grieken en Romeinen
Kenmerkende aspecten 4. De ontwikkeling van
wetenschappelijk denken en het denken over
burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat.
5. De klassieke vormentaal van de
Grieks-Romeinse cultuur. 6. De groei van het
Romeinse Imperium, waardoor de Grieks-Romeinse
cultuur zich in Europa verspreidde. 7. De
confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en
de Germaanse cultuur van Noordwest-Europa. 8. De
ontwikkeling van het jodendom en het christendom
als de eerste monotheïstisch godsdiensten.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kennen de belangrijkste verschillen en
overeenkomsten tussen de godsdienst van de
Grieken en Romeinen enerzijds en die van de Joden
en Christenen anderzijds. - kennen de belangrijkste verschillen en
overeenkomsten tussen de godsdienst van de Joden
en Christenen. - kunnen uitleggen dat er bij de Grieken naast een
mythische verklaring een meer rationele
verklaring voor allerlei verschijnselen kwam - kennen de belangrijkste verschillen tussen een
aristocratie en een democratie. - kunnen uitleggen wat de belangrijkste factoren
waren voor de groei van het Romeinse Rijk - kunnen een vergelijking maken tussen het
feitelijke verhaal van het ontstaan van Rome en
het mythische verhaal
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen traden op in het wereldbeeld
van de Grieken? - Oorzaak/gevolg
- wat was of wat waren de oorzaken van de Perzische
en Peloponnesische oorlogen? - Bewijs (bronnen)
- wat zijn de belangrijkste materiële bronnen voor
de geschiedenis van Grieken en Romeinen? - hoe betrouwbaar is 'De Bello Gallico' voor een
goed beeld van Caesars oorlogen? - Tijd en plaats
5Tijd van ridders en monniken 500 - 1000 Vroege
Middeleeuwen
Kenmerkende aspecten 9. De verspreiding van het
christendom in geheel Europa. 10. Het ontstaan en
de verspreiding van de Islam. 11. De vrijwel
volledige vervanging in West-Europa van de
agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur,
georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 12.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het
bestuur.
Unieke begrippen horigen herendiensten domein
autarkie leenstelsel/feodale stelsel leenheer
leenman vazal gouw hofstelsel ridder Clovis
Karel de Grote Bonifatius Willibrord
Volksverhuizing
Generieke begrippen levensonderhoudbeschavingboe
renpriesterambtenarensamenlevingmaatschappijs
taatgodsdienst/religiekerkmacht
statusoorloglandbouw
Generieke begrippen kersteningsamenlevingadelvo
rstkoning/keizerpausmachtgezaggeestelijkheid
kloosterabt/abdismonniknonkasteel/burcht
Generieke begrippen legerritueelceremoniecultus
cultuurwetIslamMohammedKoranKaabaMekkaMedi
na Arabieren
6Tijd van ridders en monniken
Kenmerkende aspecten 9. De verspreiding van het
christendom in geheel Europa. 10. Het ontstaan en
de verspreiding van de Islam. 11. De vrijwel
volledige vervanging in West-Europa van de
agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur,
georganiseerd via hofstelsel en horigheid. 12.
Het ontstaan van feodale verhoudingen in het
bestuur.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen begrippen als autarkie, en horigheid
uitleggen in relatie tot het begrip hofstelsel - kunnen met argumenten aangeven of de boeren in de
vroege middeleeuwen een zwaar leven hadden - kunnen uitleggen wat een feodaal georganiseerde
samenleving is - weten (op hoofdlijnen) waar de islam is ontstaan
en hoe de islam zich in de eeuwen daarna
verspreidde over grote delen van de wereld - kennen de belangrijkste pijlers van de islam
- Meta- concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen traden er in de Westeuropese
samenleving op als gevolg van het verdwijnen van
het Romeinse Rijk? - wat bleef hetzelfde?
- in hoeverre was er bij de kerstening van
West-Europa sprake van verandering en
continuïteit? - Tijd en plaats
7Tijd van steden en staten 1000 - 1500 Hoge en
late Middeleeuwen
Kenmerkende aspecten 13. De opkomst van handel en
ambacht die de basis legde voor het herleven van
een agrarisch-urbane samenleving. 14. De opkomst
van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden. 15. Het conflict in
de christelijke wereld over de vraag of de
wereldlijke dan wel de geestelijke macht het
primaat behoorde te hebben. 16. De expansie van
de christelijke wereld naar buiten toe, onder
andere in de vorm van de kruistochten. 17. Het
begin van staatsvorming en centralisatie
Unieke begrippen gilde Romaanse
bouwstijl Gotische bouwstijl kruistochten
Generieke begrippen beschaving levensonderhoudbo
erenlandbouwpriesterambtenarensamenleving
Generieke begrippen maatschappijhandelstadstaat
burgergodsdienst/religiekathedraal
Generieke begrippen kunstmacht
statusoorloglegercultuurprivileges
8Tijd van steden en staten
Kenmerkende aspecten 13. De opkomst van handel en
ambacht die de basis legde voor het herleven van
een agrarisch-urbane samenleving. 14. De opkomst
van de stedelijke burgerij en de toenemende
zelfstandigheid van steden. 15. Het conflict in
de christelijke wereld over de vraag of de
wereldlijke dan wel de geestelijke macht het
primaat behoorde te hebben. 16. De expansie van
de christelijke wereld naar buiten toe, onder
andere in de vorm van de kruistochten. 17. Het
begin van staatsvorming en centralisatie
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen een relatie leggen tussen de opkomst van
handel en nijverheid en het ontstaan van nieuwe
steden - kunnen duidelijk maken waarom de zelfstandigheid
van steden en de opkomst van geld de
centralisatie bevorderde - kunnen duidelijk maken wat de inzet was van de
investituurstrijd - kennen motieven van de paus, edelen en gewone
mensen voor het voeren van kruistochten
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- kunnen aangeven in hoeverre er in de loop van de
(vroege en late) middeleeuwen sprake was van
continuïteit en verandering - Oorzaak/gevolg
- een relatie kunnen leggen tussen de kruistochten
en de investituurstrijd - een relatie leggen tussen de opkomst van steden
(handel en geld) en de centralisatiepolitiek van
vorsten - Tijd en plaats
9Tijd van ontdekkers en hervormers 1500 -
1600 Renaissance
Kenmerkende aspecten 18. Het begin van de
Europese expansie. 19. Het veranderde mens- en
wereldbeeld van de renaissance en het begin van
een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. 20.
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de
klassieke Oudheid. 21. De protestantse reformatie
die splitsing van de christelijke kerk in
West-Europa tot gevolg had. 22. Het conflict in
de Nederlanden dat resulteerde in de stichting
van een Nederlandse staat.
Unieke begrippen Ontdekkingsreizigersrenaissance
Klassieke Oudheidreformatie/kerkhervormingLuther
CalvijnTachtigjarige Oorlog/OpstandGeuzenWille
m van OranjeKarel VFilips II
Generieke begrippen beschavinglevensonderhoudamb
tenarensamenlevingmaatschappijhandelstaatburg
er
Generieke begrippen godsdienst/religiekerkmacht
statusoorlogopstandlegercultuur
Generieke begrippen kunstprotestantenkatholieken
klooster
10Tijd van ontdekkers en hervormers
Kenmerkende aspecten 18. Het begin van de
Europese expansie. 19. Het veranderde mens- en
wereldbeeld van de renaissance en het begin van
een nieuwe wetenschappelijke belangstelling. 20.
De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de
klassieke Oudheid. 21. De protestantse reformatie
die splitsing van de christelijke kerk in
West-Europa tot gevolg had. 22. Het conflict in
de Nederlanden dat resulteerde in de stichting
van een Nederlandse staat.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen duidelijk maken dat de wereld veranderde
door de ontdekkingsreizen - kunnen inhoud geven aan de begrippen Renaissance
en Humanisme - kunnen een verklaring geven voor het ontstaan van
de hervorming (reformatie) - kennen de belangrijkste oorzaken
(politiek,godsdienstig en economisch) van de
opstand tegen Spanje
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- kunnen aangeven welke veranderingen traden op als
gevolg van de reformatie - kunnen aangeven welke veranderingen er optraden
in het leven van mensen in en buiten Europa - Oorzaak/gevolg
- kunnen aangeven wat oorzaken (motieven) en
gevolgen waren van de ontdekkingsreizen - kunnen aangeven wat oorzaken waren van het
conflict tussen de Nederlanden en Spanje - Bewijs (bronnen)
- Wat zeggen bronnen over de verschillende
opvattingen over de moord op Willem van Oranje? - Wat kun je zeggen over de representativiteit van
de bronnen over de moord op Willem van Oranje? - Tijd en plaats
11Tijd van regenten en vorsten 1600 - 1700 Gouden
Eeuw
Kenmerkende aspecten 23. Het streven van vorsten
naar absolute macht. 24. De bijzondere plaats in
staatkundig opzicht en de bloei in economisch en
cultureel opzicht van de Nederlandse
Republiek. 25. Wereldwijde handelscontacten,
handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie. 26. De wetenschappelijke
revolutie.
Unieke begrippen absolutisme Lodewijk XIV (of
Peter de Grote) Gouden Eeuw regenten stadhouder ca
lvinisme VOC
Generieke begrippen kunstmachtstatusoorloglege
rcultuurwetenschap
Generieke begrippen beschaving levensonderhoudam
btenarensamenlevingmaatschappijhandelburger
12Tijd van regenten en vorsten
Kenmerkende aspecten 23. Het streven van vorsten
naar absolute macht. 24. De bijzondere plaats in
staatkundig opzicht en de bloei in economisch en
cultureel opzicht van de Nederlandse
Republiek. 25. Wereldwijde handelscontacten,
handelskapitalisme en het begin van een
wereldeconomie. 26. De wetenschappelijke
revolutie.
- LeerdoelenDe leerlingen
- kunnen het politieke systeem in bijvoorbeeld
Frankrijk vergelijken met het systeem in de
Republiek - kunnen een relatie leggen tussen de economische
en culturele bloei van de Republiek - kunnen duidelijk maken welke vooruitgang er (op
hoofdlijnen) wordt geboekt in de
natuurwetenschappen
- Meta-concepten
- Bewijs (bronnen)
- kenmerken van een absolute staat kunnen herkennen
in bronnemateriaal - en/of
- kenmerken van een absolute staat
afleiden/formuleren uit/op basis van
bronnenmateriaal - Tijd en plaats
13Tijd van pruiken en revoluties 1700 - 1800 eeuw
van Verlichting
Kenmerkende aspecten 27. Rationeel optimisme en
verlicht denkendat werd toegepast op alle
terreinen van de samenleving godsdienst,
politiek, economie en sociale verhoudingen. 28.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen
om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven. (verlicht
absolutisme) 29. Uitbouw van de Europese
overheersing, met name in de vorm van
plantagekolonies en de daarmee verbonden
transatlantische slavenhandel en de opkomst van
het abolutionisme. 30. De democratische
revoluties in westerse landen met als gevolg
discussies over grondwetten, grondrechten en
staatsburgerschap.
Unieke begrippen Rousseau Montesquieu Voltaire Tr
ias Politica volkssoevereiniteit rationalisme rede
Franse Revolutie Lodewijk XVI abolitionisme verli
cht absolutisme
Generieke begrippen beschaving
levensonderhoud samenleving maatschappij burger
Generieke begrippen godsdienst/religie macht stat
us cultuur wetenschap
14Tijd van pruiken en revoluties
Kenmerkende aspecten 27. Rationeel optimisme en
verlicht denkendat werd toegepast op alle
terreinen van de samenleving godsdienst,
politiek, economie en sociale verhoudingen. 28.
Voortbestaan van het ancien régime met pogingen
om het vorstelijk bestuur op eigentijdse
verlichte wijze vorm te geven. (verlicht
absolutisme) 29. Uitbouw van de Europese
overheersing, met name in de vorm van
plantagekolonies en de daarmee verbonden
transatlantische slavenhandel en de opkomst van
het abolutionisme. 30. De democratische
revoluties in westerse landen met als gevolg
discussies over grondwetten, grondrechten en
staatsburgerschap.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen een relatie leggen tussen de
plantageslavernij in Amerika en de slavenhandel - kunnen het begrip abolitionisme uitleggen
- kunnen het verschil uitleggen tussen absolutisme
en verlicht absolutisme - kunnen uitleggen welke invloed de Verlichting/het
rationalisme had op het denken over de
samenleving (godsdienst, politiek en wetenschap) - kennen op hoofdlijnen het verloop van de Franse
Revolutie
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen traden er op politiek,
godsdienstig en wetenschappelijk gebied op als
gevolg van het rationele denken? - Oorzaak/gevolg
- wat waren oorzaken van de Franse Revolutie?
- Tijd en plaats
15Tijd van burgers en stoommachines 1800 -
1900 Industrialisatietijd
Kenmerkende aspecten 31. De industriële revolutie
die in de westerse wereld de basis legde voor een
industriële samenleving. 32. Discussies over de
sociale kwestie. 33. De moderne vorm van
imperialisme die verband hield met de
industrialisatie. 34. De opkomst van
emancipatiebewegingen. 35. Voortschrijdende
democratisering, met deelname van steeds meer
mannen en vrouwen aan het politiek proces. 36. De
opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
liberalisme, nationalisme, socialisme,
confessionalisme en feminisme.
Unieke begrippen beschaving levensonderhoud same
nleving maatschappij burger industriële
revolutie sociale kwestie modern
imperialisme ministeriële verantwoordelijkheid Kar
l Marx Thorbecke
Generieke begrippen levensonderhoudbeschavingla
ndbouwindustriesamenlevingmaatschappijstaatgo
dsdienst/religie
Generieke begrippen macht kiesrechtvrouwenkiesr
echtgrondwetrevolutieimperiumliberalismeconfe
ssionalisme
Generieke begrippen Socialismecommunismefeminis
meemancipatie
16Tijd van burgers en stoommachines
Kenmerkende aspecten 31. De industriële revolutie
die in de westerse wereld de basis legde voor een
industriële samenleving. 32. Discussies over de
sociale kwestie. 33. De moderne vorm van
imperialisme die verband hield met de
industrialisatie. 34. De opkomst van
emancipatiebewegingen. 35. Voortschrijdende
democratisering, met deelname van steeds meer
mannen en vrouwen aan het politiek proces. 36. De
opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen
liberalisme, nationalisme, socialisme,
confessionalisme en feminisme.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kennen de belangrijkste kenmerken van een
industriële productiewijze - kunnen een relatie leggen tussen de
industrialisering van de samenleving en de
sociale kwestie - kunnen aangeven welke visie liberalen,
socialisten en confessionelen hadden op de
sociale kwestie - kunnen een relatie leggen tussen de sociale
kwestie en de strijd voor het algemeen kiesrecht - kunnen en relatie leggen tussen de
industrialisering van de samenleving en de
(vrouwen) emancipatie - kunnen een relatie leggen tussen de
industrialisering van de samenleving en het
modern imperialisme - kunnen aangeven wat de opkomst van het
nationalisme betekende voor staatkundinge en
politieke ontwikkelingen in Europa
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen traden er op als gevolg van
de industrialisering van de samenleving - Oorzaak/gevolg
- wat waren oorzaken van de slechte situatie van de
arbeiders - Bewijs (bronnen)
- Analyseren van spotprenten
- Tijd en plaats
17Tijd van wereldoorlogen 1900 - 1950 Eerste helft
20ste eeuw
Kenmerkende aspecten 37. De rol van moderne
propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie. 38. Het in praktijk brengen van
de totalitaire ideologieën communisme en
fascisme/nationaal-socialisme. 39. De crisis van
het wereldkapitalisme. 40. Het voeren van twee
wereldoorlogen. 41. Racisme en discriminatie die
leidden tot genocide, in het bijzonder op de
joden. 42. De Duitse bezetting van Nederland. 43.
Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal
door massavernietigingswapens en de betrokkenheid
van de burgerbevolking bij oorlogvoering. 44.
Vormen van verzet tegen het West-Europese
imperialisme.
Unieke begrippen totale oorlog loopgraven Verdrag
van Versailles Volkenbond Russische
Revolutie Lenin Stalin Trotzky Roden Witten Anti-s
emitisme Arisch collaborateur concentratiekampen D
erde Rijk Deportatie Endlösung
Unieke begrippen Fascisme Führer geallieerden get
to hakenkruis (swastika) Holocaust Lebensraum Nazi
Untermenschen Weimar-Republiek werkloosheid werkv
erschaffing jodenvervolging D-day atoombom Hiroshi
ma Nagasaki
Generieke begrippen beschaving levensonderhoudsam
enlevingmaatschappijtotalitairburgermacht
Generieke begrippen oorlogmassavernietigingswapen
sracismediscriminatiegenocidelegercultuur
18Tijd van wereldoorlogen
Kenmerkende aspecten 37. De rol van moderne
propaganda- en communicatiemiddelen en vormen van
massaorganisatie. 38. Het in praktijk brengen van
de totalitaire ideologieën communisme en
fascisme/nationaal-socialisme. 39. De crisis van
het wereldkapitalisme. 40. Het voeren van twee
wereldoorlogen. 41. Racisme en discriminatie die
leidden tot genocide, in het bijzonder op de
joden. 42. De Duitse bezetting van Nederland. 43.
Verwoestingen op niet eerder vertoonde schaal
door massavernietigingswapens en de betrokkenheid
van de burgerbevolking bij oorlogvoering. 44.
Vormen van verzet tegen het West-Europese
imperialisme.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen het kapitalistische en het communistische
economische systeem met elkaar vergelijken - kunnen het totalitaire Duitsland (1933-1945) en
de totalitaire Sovjet-Unie met elkaar vergelijken
- kennen oorzaken en gevolgen van de economische
crisis - hebben kennis van aspecten van de bezetting van
Nederland door de Duitsers - kennen motieven voor het verzet tegen het
imperialisme - kunnen duidelijk maken waarom W.O.I en II totale
oorlogen waren
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- welke veranderingen ontstonden er na W.O.I op de
kaart van Europa? - wat veranderde er in de relaties tussen staten na
W.O.I en de Russische Revolutie? - Oorzaak/gevolg
- Wat waren (de) oorzaken van de Eerste
Wereldoorlog? - Wat waren oorzaken van de economische crisis in
de jaren dertig? - Wat waren gevolgen van de economische crisis in
de jaren dertig? - Wat waren (de) oorzaken van de Tweede
Wereldoorlog? - Bewijs (bronnen)
- kenmerken van totalitaire staten kunnen herkennen
in of ontlenen aan bronnenmateriaal - Tijd en plaats
19Tijd van televisie en computer 1950 - nu Tweede
helft 20ste eeuw
Kenmerkende aspecten 45. De verdeling van de
wereld in twee ideologische blokken in de greep
van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende
dreiging van een atoomoorlog. 46. De
dekolonisatie die een eind maakte aan de westers
hegemonie in de wereld. 47. De eenwording van
Europa. 48. De toenemende westerse welvaart die
vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele
veranderingsprocessen. 49. De ontwikkeling van
pluriforme en multiculturele samenlevingen.
Unieke begrippen Koude Oorlog Containment
politiek Truman doctrine Marshall
plan Domino-theorie Korea oorlog Vietnam
oorlog Cuba crisis Europese Unie Berlijn Sovje
t Unie
Generieke begrippen beschaving
levensonderhoudsamenlevingmaatschappijgodsdiens
t/religie
Generieke begrippenmachtoorlogleger/wapenscul
tuur
20Tijd van televisie en computer
Kenmerkende aspecten 45. De verdeling van de
wereld in twee ideologische blokken in de greep
van een wapenwedloop en de daaruit voortvloeiende
dreiging van een atoomoorlog. 46. De
dekolonisatie die een eind maakte aan de westers
hegemonie in de wereld. 47. De eenwording van
Europa. 48. De toenemende westerse welvaart die
vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw
aanleiding gaf tot ingrijpende sociaal-culturele
veranderingsprocessen. 49. De ontwikkeling van
pluriforme en multiculturele samenlevingen.
- Leerdoelen
- De leerlingen
- kunnen een relatie leggen tussen het begrip
dekolonisatie en de Tweede Wereldoorlog - kunnen een relatie leggen tussen het begrip
dekolonisatie en het verminderen van de
wereldwijde macht van West-Europese landen - kunnen begrippen als indammingspolitiek
(containment), Truman-doctrine, Marshall-hulp, de
Muur en domino-theorie in verband brengen met de
Koude Oorlog - kunnen inhoud geven aan de begrippen pluriforme
en multiculturele samenleving - kunnen een relatie leggen tussen de
sociaal-culturele veranderingsprocessen en de
toenemende welvaart
- Meta-concepten
- Continuïteit/verandering
- de veranderingen kunnen noemen die er in de
internationale machtsverhoudingen optraden - Oorzaak/gevolg
- oorzaken kennen van de dekolonisatie
- oorzaken kennen van het ontstaan van de Koude
Oorlog - oorzaken (her)kennen van het ontstaan van een
pluriforme en multiculturele samenlebing in
Nederland? - Historisch belang
- het historisch belang kunnen beargumenteren van
een gebeurtenis, ontwikkeling of bouwwerk
(bijvoorbeeld de bouw van de muur in Berlijn of
het gooien van de eerste atoombom) - Bewijs (bronnen)
- historisch kunnen redeneren over aspecten van de
Koude Oorlog aan de hand van bronnen - Tijd en plaats