Title: Winterspreuken
1Winterspreuken
2Noordenwind met volle maan,kondigt een strenge
winter aan.
3Houden de kraaien school,zorg dan voor hout en
kool.
4A l is de ijzel nog zo koud,na drie dagen valt
hij van het hout.
5Brengt december kou en sneeuw in het land,dan
wast het koren zelfs in 't zand.
6Plenst in de winter veel regen neer,dan krijgen
we mooi zomerweer.
7Is het op Kerstmis nog niet koud,dan vraagt de
winter niet veel hout.
8Wil de sneeuw niet vlug verdwijnen, zeker zal er
nieuwe verschijnen.
9Weinig sneeuw, veel regenweer,doet de akkers en
velden zeer.
10Komt de wind uit noorderland,dan houdt de winter
nog 'n tijdje stand.
11Vorst met nieuwe maan,dan kun je haast op
schaatsen gaan.
12Vroege vogelzang,maakt de winter lang.
13Slaat de rook uit de schoorsteen naar
beneden,behoort het droge weer tot het verleden.
14Als de dagen zich beginnen te lengen,begint de
winter te strengen.
15Warme groetjes.