Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten - PowerPoint PPT Presentation

1 / 49
About This Presentation
Title:

Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten

Description:

Title: Module Psycho-Social Aspects of APA Author: PIETERS Last modified by: Peter Van Gerven Created Date: 6/17/1995 11:31:02 PM Document presentation format – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:129
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 50
Provided by: PIET154
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten


1
Onderzoekgegevens betreffende de Psycho-Sociale
Aspecten van Aangepaste Bewegingsactiviteiten
  • Prof. H. Van Coppenolle,

2
De psychosociale aspecten zijn misschien wel de
meest belangrijke aspecten van APA
  • maar misschien worden die ook wel het meest
    vergeten!

3
Fysieke handicap
  • Wat zijn de voordelen van sportactiviteiten op
    psychologisch en sociaal vlak voor iemand met een
    fysieke handicap? (blind, doof, geamputeerd ,
    hartziekten, enz.)
  • zeer goed beeldmateriaal de bekroonde film
    ( Medal of Peace van de United Nations)
    Ik ben niet gehandicapt

4
Psychologische problemen
  • Wat zijn de voordelen van deelname aan aangepast
    bewegen en sporten (Psychomotorische therapie)
    voor iemand met psychologische problemen?
    (depressie, anorexia nervosa, schizofrenie) ?

5
Verstandelijke handicap
  • Wat zijn de positieve aspecten van sport en
    aangepast bewegen bij personen met een
    verstandelijke handicap?

6
Deze drie groepen personen met een handicap
  • zullen het onderzoeksonderwerp zijn binnen dit
    psychosociaal domein

7
Onderzoeksgegevens zijn meestal gebaseerd op
vragenlijsten
  • Als ik wil weten wat een persoon met een handicap
    denkt over deelname aan sporten, dan moet ik hem
    dit vragen
  • dus, omdat dit de enige manier is, zijn alle
    gegevens gebaseerd op de meningen van die
    personen zelf
  • maar deze impressies zijn de enige die betekenis
    hebben, aangezien niemand anders daar in hun
    plaats over kan oordelen

8
Anderzijds zijn er ook nadelen verbonden aan
vragenlijsten
  • vertellen de personen de waarheid?
  • begrijpen zij de vragen?
  • zijn ze voldoende gemotiveerd om de vragenlijsten
    op een ernstige manier in te vullen?

9
Persoonlijkheid, gedrag en sociale aanpassing bij
personen met een handicap
  • R. Shephard (Fitness in Special Populations)
    Human Kinetics, 1990, pp.201-221)

10
Sociale Problemen bij personen met een handicap
  • Het individu met een handicap wordt vaak
    ontmoedigd tijdens activiteiten in het dagelijks
    leven. Het onderwijs wordt belemmerd,
    tewerkstellingsvooruitzichten zijn beperkt, en
    het individu moet vaak het hoofd bieden aan
    stigmatisatie en stereotypering.

11
Stigmatistie
  • Een fysieke handicap creëert een zichtbaar stigma
    dat het sociaal leven vaak in diskrediet brengt,
    en dat anderen ertoe aanzet de gehandicapte te
    mijden (Aufesser, 1982, Hunt, 1966)
  • vaak worden gehandicapten beschouwd als
    onproductieve personen of personen met sociaal
    afwijkend gedrag. Bepaalde beschavingen
    beschouwden hen als door de godheid of door een
    heks gestraft, of als bezeten door de duivel
    (Adedoja,1987, Goffman, 1963)

12
Helaas blijken ook kinderen vaak negatieve
stereotiepe gedachten te hebben over gehandicapten
  • Over het algemeen worden sensoriële handicaps het
    minst gestigmatiseerd
  • fysieke handicaps zijn de volgende in de rij, en
    personen met mentale handicaps worden het meest
    uitgesloten
  • de oorzaak van de handicap beïnvloedt eveneens de
    visie erop
  • verrassend genoeg kan dit proces ook
    plaatsgrijpen binnen de gehandicapten onderling

13
Stereotypering
  • Vaak zijn stereotiepe gedachten een waargenomen
    tekort aan fysieke aantrekkingskracht,
    intelligentie en bekwaamheid
  • in vele gevallen is het hele stereotype onjuist
    en ongepast
  • de gehandicapten worden naar speciale scholen en
    beschermde werkplaatsen gestuurd, hoewel ze
    eigenlijk goed zouden kunnen functioneren in
    normale onderwijssystemen en tewerkstellingsplaats
    en

14
negatieve stereotypes hebben mede geleid tot
conflicten over eigendomsrechten van
atletenwedstrijden
  • Sommige valiede atleten wilden rolstoelatleten
    uitsluiten van evenementen als de marathon
  • zon uitsluiting heeft onmiddellijk een nadelige
    effect op de meeste gehandicapte deelnemers, die
    beoordeeld willen worden op hun globale
    competitieve prestaties, eerder dan als blinde of
    paraplegische patiënten

15
Levensstijl en Handicap
  • De sociale problemen waar gehandicapten mee
    geconfronteerd worden, zijn vaak oorzaak van
    reactieve depressie en deze kan leiden tot een
    ongezonde levensstijl (tabak-, alcohol- en
    drugmisbruik) (Nelipovich, 1983 Nelipovich
    Parker, 1981)

16
Tewerkstelling
  • Ondanks negatieve vooroordelen van vele
    werkgevers, zijn veel zogezegdekreupelen beter
    gemotiveerd en productiever dan hun gezonde
    collegas
  • niettemin blijven de tewerkstellingskansen voor
    het gemiddeld gehandicapte individu toch relatief
    gering

17
activiteiten (habitual activities)
  • Over het algemeen daalt het plezier in
    vrijetijdsbesteding bij individuen die een
    ruggemergletsel opliepen (Price, 1987)
  • deelname aan sportactiviteiten daalde meestal
    evenredig met de situatie waar het individu zich
    vóór het trauma in bevond

18
invloed van sportorganisaties voor personen met
een handicap
  • Onder de verschillende klinische types van
    handicaps, was de minst actieve groep deze van de
    multiple sclerosis- patiënten (misschien omdat
    er voor deze groep geen speciale
    sportorganisaties bestaan)

19
Rookgewoontes
  • Het aantal rokers onder de rolstoelpatiënten
    overschreed het gemiddelde in hoge mate
  • de zware rokers waren voornamelijk die met een
    type B persoonlijkheid op de Rosemann schaal
    zij hadden meestal een externe controle locus, ze
    waren ook goedgelovig , verlegen en hadden een
    laag-gemiddelde intelligentie

20
alcohol verbruik
  • Het is heel moeilijk om accurate informatie te
    verkrijgen over alcoholverbruik door middel van
    zelf-rapportering
  • Kofsky en Shephard vonden dat 68 van hun
    steekproef van paraplegiekers zichzelf beschreven
    als niet meer dan gelegenheidsdrinkers
  • slechts 12 gaf toe meer dan zes glazen alcohol
    per week te drinken

21
Persoonlijkheid van de gehandicapte persoon
  • Onvermijdelijk hebben de sociale problemen
    meestal een slechte invloed, zowel op de
    levensstijl als op de manifeste persoonlijkheid
    van de gehandicapte persoon
  • hoewel sommige gehandicapte atleten een even hoog
    niveau van zelfverwezenlijking hebben als de
    gezonde atleten

22
gestoorde persoonlijkheid
  • Vele gehandicapte individuen vertonen kenmerken
    van slechte aanpassing, vertraagde emotionele
    ontwikkeling, sociale vervreemding, depressieve
    gevoelens, enz.
  • Onmiddelijk na het ruggemergletsel is de sterkte
    van het ego zwak en de depressiescore zeer hoog
  • in de daaropvolgende maanden hebben ze grote
    problemen om zich aan hun handicap aan te passen

23
Fysieke activiteiten zouden een aanzienlijk
therapeutisch en psychologisch nut kunnen hebben
  • Tijdens de vroege rehabilitatie-fase helpen ze de
    patiënt een gevoel van zelfdoeltreffendheid te
    ontwikkelen
  • en het bewustzijn dat hij niet noodzakelijk een
    leven in totale inactiviteit en afhankelijkheid
    moet aanvaarden
  • Deelname in sportcompetitie is ook belangrijk
    voor vele gehandicapte personen, niet alleen
    omwille van de fysieke voordelen

24
Maar omwille van het sociaal aanzien,
goedkeuring en prestige die ermee gepaard gaan
  • Deelname aan sportactiviteiten geeft uitzicht op
    desinstitutionalisatie en reïntegratie in de
    maatschappij van de niet gehandicapten
  • Tucker stelde vast dat de Cattell
    persoonlijkheidstest bij fysiek gehandicapte
    personen een hogere intelligentie, meer
    introversie en een minder practische denkwijze
    aantoonde dan bij gezonde subjecten

25
Harper gebruikte de Minnesota Multiphasic
Personality Inventory (MMPI)
  • En stelde vast dat gehandicapten bijzonder
    vatbaar waren voor problemen van sociale
    aanpassing
  • andere studies betrokken standaard psychologische
    tests, lichaamsbeeldschalen, locus of control
    tests en de norm van blinde atleten op
    angst-niveaus en gemoedstoestanden
  • uiteraard waren de resultaten van deze
    potlood-en papiertesten afhankelijk van de
    betrouwbaarheid van de subjecten

26
Aangezien de meeste studies cross-sectioneel waren
  • is er geen bewijs of de verhoogde fysieke
    activiteit verantwoordelijk is voor de gunstige
    psychologische karakteristieken van groepen als
    rolstoelatleten
  • dan wel of initieel gunstige psychologische
    karakteristieken zulke subgroepen hebben
    toegelaten om meer energieke activiteiten te
    ondernemen, aan het begin van hun handicap

27
Cattell Test Scores
  • Bij deze persoonlijkheidstest konden Goldberg en
    Shephard geen significante verschillen in test
    scores vinden ten opzichte van de normale
    populatie
  • rolstoelatleten werden echter onderscheiden van
    meer sedentaire paraplegiekers op de factoren
    intelligentie, zin voor avontuur en
    vasthoudendheid

28
Rolstoelatleten verschilden van de algemene
rolstoelpopulatie op factor H (verlegen versus
stoutmoedig)
  • Dit zou als gevolg kunnen hebben dat veel
    prestaties die de gehandicapte atleet kenmerken,
    niet te wijten zijn aan de eigenheid van een
    fysiologische gave
  • maar eerder aan een sterke persoonlijkheid
  • en een prestatie-gerichte oriëntering die gezorgd
    heeft voor de vaste wil om die zware trainingen
    vol te houden

29
Lichaamsbeeld
  • Testen met het lichaamsbeeld geven ons een
    numerieke uitdrukking van hoe men zichzelf
    waarneemt, zowel op fysiek als op sociaal vlak
  • als het lichaamsbeeld laag is, ontstaat er een
    belangrijke kloof tussen het ideaal en het
    waargenomen lichaamsbeeld
  • vroegere onderzoeken suggereerden zelfdepreciatie
    bij verschillende types handicaps

30
Harper (1978) stelde vast dat gehandicapten vaak
problemen hadden met zelfperceptie en een slecht
lichaamsbeeld
  • Hoewel men geen verschil kon vaststellen tussen
    diegenen met congenitale en diegenen met
    traumatische letsels
  • Brinkmann and Hoskins noteerden een laag
    zelfconcept bij hemiplegische patiënten
  • na een trainingsperiode rapporteerden de
    onderzoekers significante winst op verscheidene
    subschalen van de Tennessee self-concept schaal

31
Deze subschalen waren identiteit, het fysieke
ik, het persoonlijke ik en het sociale ik
  • Patrick paste de aanvaarden-van-de-handicap-schaa
    l en de Thennessee-self concept-schaal toe
  • 5 maanden na hun eerste wedstrijd, vertoonden
    beginnende rolstoelatleten een significante
    verbetering op deze schaal

32
Het Kenyon/Mc Pherson instrument is één manier om
het lichaamsbeeld te meten
  • Het ontwikkelt scores voor items als Mijn
    lichaam is zoals ik het wil dat het is en De
    echte ik uit een serie Likert schalen, die
    contrasterende adjectieven omvatten, zoals mooi
    en lelijk

33
Goldberg en Shepard (1982) stelden vast dat
  • De kloof tussen het vastgesteld en gewenste
    lichaamsbeeld groter was bij gemiddeld actieve
    gehandicapten met een ruggenmergletsel dan bij
    hen die de status van rolstoelatleet bereikt
    hebben

34
Locus of Control
  • de locus of control schaal onderzoekt de mate
    waarin iemand denkt zijn of haar omgeving te
    kunnen controleren
  • Men spreekt van externe locus of control wanneer
    iemand een gebeurtenis beschouwt als
    onvoorspelbaar, of als het resultaat van toeval,
    kans of het lot
  • we kunnen spreken van interne locus of control
    wanneer gebeurtenissen gezien worden als
    afhankelijk van persoonlijk gedrag

35
De locus of control bij rolstoel-afhankelijke
individuen is gewoonlijk extern
  • De gemiddelde score is bijna tweemaal zo hoog als
    deze beschreven bij jonge, gezonde mensen
  • de locus of control bij mensen met een
    ruggenmergletsel werd niet beïnvloed door het
    niveau van de lesie of door de fysieke
    activiteiten die het individu gewoonlijk doet

36
Zelfverwezenlijking
  • Formele metingen van zelfverwezenlijking bij
    elite ISOD deelnemers door middel van de
    persoonlijke-oriëntatievragenlijst van
    Shostrom toonden aan dat er een redelijk hoog
    niveau van zelfverwezenlijking was
  • in vergelijking met niet-elite deelnemers
    scoorden deze proefpersonen hoger

37
Angst
  • Vele groepen gehandicapten zoals de blinden zijn
    ontzettend angstig in de beginperiode van hun
    handicap
  • ze zijn bang dat ze niet in staat zullen zijn het
    alleen vol te houden
  • verschillendene rapporten suggereren dat de
    blinde deelnemers in het bijzonder angstig zijn
    tijdens een wedstrijd omwille van een tekort aan
    normale visuele informatie

38
Profile of Mood States (POMS)
  • De POMS test is een eenvoudige vragenlijst van
    één bladzijde lang die onmiddellijk de
    gemoedstoestand onderzoekt
  • gehandicapte atleten vertoonden het
    ijsbergprofiel, typisch voor een gezonde
    deelnemer
  • een hoge score op kracht en lage scores op
    spanning, depressie, vermoeidheid en verwardheid

39
Trainingseffecten
  • Het spreekt vanzelf dat een gunstige
    persoonlijkheid de mogelijkheid een training te
    ondergaan verhoogt
  • en dat een verhoogde capaciteit om dagelijks
    activiteiten te ondernemen en een onafhankelijk
    leven te leiden een positieve invloed zou hebben
    op het lichaamsbeeld en op het psychologisch
    profiel...
  • Bij kinderen met een mentale achterstand had
    deelname aan competitie (Special Olympics) een
    heel positieve invloed op zelfbeeld en sociale
    interacties

40
Voor de fysiek gehandicapten
  • Veel hangt af van de organisatie van een
    trainingsprogramma met realistische doelen en
    verwachtingen
  • begeleiders moeten rekening houden met inherente
    veranderingen in de gemoedstoestand en ze moeten
    vermijden excessief fysieke of emotionele eisen
    te stellen die een zelfbeeld dat al fragiel is,
    zouden kunnen verwoesten

41
Bewegingsmotivatie
  • De initiële recrutering van een activiteitenklas
    en het blijven trainen vormen een groot probleem,
    zelfs bij gezonde personen
  • goed opgezette programmas trekken minder dan 20
    tot 30 aan van de volwassenen die in aanmerking
    komen
  • en de helft van de gerecruteerde deelnemers geven
    de georganiseerde activiteiten op binnen 6 maanden

42
Houding ten opzichte van fysieke activiteiten
  • Het Kenyon instrument onderzoekt de instrumentele
    waarde voor het individu van een globaal concept
    van beweging in zeven specifieke domeinen
  • een serie contrasterende adjectieven (bv.
    goed/slecht) bepaalt de overeenkomende concepten
    (bv. Beweging als middel voor fitness en
    gezondheid)

43
Delforge ( 1973) kon geen verschillen vaststellen
tussen gehandicapte en niet-gehandicapte studenten
  • Goldberg and Shephard (1982) stelden vast dat
    paraplegiekers vijf van de zeven schalen
    waarnemen, net als gezonde individuen
  • rolstoelatleten waren méér dan de gewone
    populatie geïnteresseerd in beweging om een kick
    op te doenen beweging als een ascetische
    ervaring

44
De waargenomen motieven om deel te nemen
  • M. Cooper (1986) gebruikte een gepaarde
    vergelijkingstest om de belangrijkste motieven te
    rangschikken waarom een gehandicapt individu aan
    sport doet.
  • De eerste zeven redenen waren in volgorde de
    wedstrijd-uitdaging, plezier en vreugde, liefde
    voor de sport, fitheid en gezondheid, kennis en
    vaardigheden i.v.m. sport, deelname aan sport en
    de team sport atmosfeer

45
Deze zeven items waren allemaal significant
belangrijker dan items als
  • Sympathie voor de andere teamleden
  • reizen
  • sympathie voor de coach en
  • status

46
Socializatie in en via Sport
  • Gehandicapten hebben meestal slechts geringe
    sociale contacten en een beperkte integratie in
    hun directe omgeving
  • mogelijke uitdrukking van slechte aanpassing zijn
    schuchterheid en verlegenheid, angstig gedrag
    en andere vormen van zich terugtrekken, zich
    verbergen, de werkelijkheid ontkennen en
    effectief zelfbedrog

47
Deelname aan sport kan het integratieproces soms
positief beïnvloeden
  • Maar of het effectief is, in het bijzonder op
    lange termijn, is niet enkel afhankelijk van de
    houding van het gehandicapt individu
  • maar ook van de reacties van de begeleiders
    lichamelijke opvoeding en van de hele maatschappij

48
De belangrijkste waargenomen stimuli tot deelname
aan sport bij een groep gehandicapte atleten
waren
  • 1. Het initiatief van de individuele deelnemer
    (29)
  • 2. De aanmoediging door gehandicapte vrienden
    (27)
  • 3. Door gezonde, normale vrienden (27)
  • 4. Of door de familie (9)

49
Toch suggereerde Hopper (1986) dat
  • Nog andere factoren zoals carrière en gelukkige
    familiale omstandigheden nog een groter impact
    zouden kunnen gehad hebben op zelfwaardering dan
    succes in de rolstoelcompetitie
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com