FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN - PowerPoint PPT Presentation

1 / 40
About This Presentation
Title:

FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN

Description:

Title: CONCEPTUAL ANALYSIS Author: Rene Gabriels Last modified by: jaap.janssen Created Date: 4/7/2003 7:27:08 PM Document presentation format: On-screen Show – PowerPoint PPT presentation

Number of Views:114
Avg rating:3.0/5.0
Slides: 41
Provided by: ReneGa7
Category:

less

Transcript and Presenter's Notes

Title: FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW: INTELLECTUELE HELDEN


1
FILOSOFIE VAN DE 20e EEUW INTELLECTUELE HELDEN
CRUCIALE KWESTIES

2
COLLEGES
  • I. In de schaduw van de Verlichting.
  • Sporen zoeken.
  • III. Pragmatisme en solidariteit.
  • Het publiek gebruik van de rede.
  • Tragedies en emoties.
  • Religie in de 21ste eeuw.

3
III. PRAGMATISME EN SOLIDARITEIT
4
  • 1. HET EINDE VAN DE EPISTEMOLOGIE
  • Is er een alternatief voor de traditionele
    filosofie?
  • PRIVÉ EN PUBLIEK
  • Op welke manier kan nog recht worden gedaan
    aan de waarheid?
  • 3. TOLERANTIE EN HOOP
  • Welk perspectief is er voor de geëngageerde
    filosoof?

5
1. HET EINDE VAN DE EPISTEMOLOGIE
6
RICHARD RORTY (1930-2007)
  • Korte biografie
  • 4 oktober 1931 geboren in New York City.
  • 1946-1952 studeerde filosofie aan de
    universiteit van Chicago.
  • 1952-1956 promotieproject aan de Yale
    University.
  • 1958-1961 assistant professor aan het Wellesley
    College.
  • 1962-1982 professor filosofie aan de Princeton
    University.
  • 1983-1998 professor Humanities aan de University
    of Virginia.
  • 1998-2007 professor vergelijkende
    literatuurwetenschappen Stanford University.
  • 8 juni 2007 dood.

7
BELANGRIJKE PUBLICATIES
  • Philosophy and the Mirror of Nature (1979).
  • Consequences of Pragmatism (1982).
  • Contingency, Irony and Solidarity (1989).
  • Objectivity, Relativism and Truth Philosophical
    Papers I (1991).
  • Essays on Heidegger and Others Philosophical
    Papers II (1991).
  • Achieving Our Country Leftist Thought In
    Twentieth Century America (1998).
  • Truth and Progress Philosophical Papers III
    (1998).
  • Philosophy and Social Hope (2000).
  • The Future of Religion (met Gianni Vattimo)
    (2005).
  • Philosophy as Cultural Politics Philosophical
    Papers IV (2007).

8
STIJL VAN FILOSOFEREN
  • Van het analytische artikel naar het filosofische
    essay.
  • Argumentatief en evocatief.
  • Parasitair gt eigenwillige interpretaties van
    teksten.
  • Provocerende one-liners en titels.
  • Voorbeelden Solidarity or Objectivity? and
    The Priority of Democracy to Philosophy.
  • Openheid ten aanzien van verschillende
    vocabulaires.

9
DESTRUCTIE EN CONSTRUCTIE
  • De openheid tegenover verschillende vocabulaires
    staat in dienst van een opbouwende kritiek.
  • Kritiek gt destructie van de epistemologie (c.q.
    het mentalisme de bewustzijnsfilosofie).
  • Opbouwend gt constructie van nieuwe vocabulaires
    die vrij zijn van de nukken van de epistemologie.
  • Hierbij sluit Rorty aan bij het pragmatisme.

10
PRAGMATISME
  • Een primair Amerikaanse stroming in de filosofie
    die rond 1870 het levenslicht ziet en aandacht
    vraagt voor de consequenties van het denken.
  • Focus de wisselwerking tussen theorie en
    praktijk, reflectie en handelen.
  • Pragmatisten willen de kloof tussen filosofie en
    leven dichten.
  • Filosofie is geen doel op zichzelf, maar een
    middel om beter greep op het leven te krijgen.
  • Pragmatisten verwerpen klassieke dichotomieën
    lichaam en geest feiten en waarden analytisch
    en synthetisch.
  • Klassieke pragmatisme Charles Sander Pierce
    (1839-1914) William James (1842-1910) John
    Dewey (1859-1952) George Herbert Mead
    (1863-1931).
  • Neopragmatisme Hilary Putnam (1926) Richard
    Rorty (1930-2007) Robert Brandom (1950).

11
DE ERFENIS VAN DEWEY
  • Het neopragmatisme van Rorty is grotendeels
    gebaseerd op het werk van Dewey.
  • Most of what I have written in the last decade
    consists of attempts to tie in my social hopes
    hopes for a global, cosmopolitan, democratic,
    egalitarian, classless, casteless society with
    my antagonism towards Platonism. These attempts
    have been encouraged by the thought that the same
    hopes, and the same antagonism, lay behind many
    of the writings of my principal philosophical
    hero, John Dewey.

12
KRITIEK OP DE METAFYSICA
  • De poging van pragmatisten om de kloof tussen
    filosofie en leven te dichten impliceert een
    kritiek op de metafysica.
  • De traditionele claim van de metafysica vast te
    stellen wat algemeen, noodzakelijk en
    onveranderlijk is, en zodoende het fundament voor
    alle andere vormen van kennis te leveren.
  • Kritiek realiteitsverlies als gevolg van de
    poging om het wezen van al dat aan mensen
    verschijnt te achterhalen, d.w.z. te bepalen wat
    transhistorisch en transcultureel is.
  • Rortys kritiek is gebaseerd op een analyse van
    de heuristische waarde van metaforen.
  • Rorty vestigt de aandacht op de metafoor van de
    spiegel die ten grondslag ligt aan de
    epistemologie.

13
DE GEEST ALS SPIEGEL
  • Epistemologie gt gebaseerd op de idee een van de
    geest onafhankelijke wereld zo goed mogelijk te
    representeren (oftewel te spiegelen).
  • The picture which holds traditional philosophy
    captive is that of the mind as a great mirror,
    containing various representations some
    accurate, some not and capable of being studied
    by pure, nonempirical methods. Without the notion
    of the mind as mirror, the notion of knowledge as
    accuracy of representation would not have
    suggested itself.
  • De metafoor van de spiegel staat centraal in de
    bewustszijnsfilosofie (ook mentalisme genoemd).
  • De bewustzijnsfilosofie gaat uit van het
    bipolaire subject-object model.

14
BEWUSTZIJNSFILOSOFIE
  • Descartes (1596-1650) zet de bewustzijnsfilosofie
    op de rails gt het bewustzijn (mentale
    activiteiten) als een zelfstandige entiteit die
    via het innerlijk oog voor ego direct
    toegankelijk is en garant staat voor zekere
    kennis (contra het scepticisme).
  • Locke (1637-1704) gt ontwikkelt een epistemologie
    die berust op een grondige analyse van mentale
    activiteiten.
  • Kant (1724-1804) gt filosofie als tribunaal van de
    rede waar de kennis van derden kritisch onder de
    loep wordt genomen.
  • Neokantianisme gt epistemologie levert het
    fundament van alle andere vormen van kennis.
  • Husserl (1859-1938) en Russel (1872-1970) gt
    filosofie als strenge wetenschap.

15
HET ZELFBEGRIP VAN DE FILOSOFIE
  • Het verwerven van kennis is eerder afhankelijk
    van een contextgebonden manier van praten en
    schrijven dan van het afbeelden van de
    werkelijkheid.
  • Wie, zoals Rorty, de epistemologie kritiseert,
    plaatst tegelijkertijd vraagtekens bij een
    bepaalde opvatting van filosofie.
  • Het alternatief voor de traditionele filosofie gt
    filosofie als cultuurpolitiek
  • De filosofische bijdrage aan de cultuur berust
    niet op het ontdekken van de waarheid, maar op
    het creëren van nieuwe vocabulaires.

16
VOCABULAIRES
  • Filosofen onderzoeken de mogelijkheden en
    beperkingen van vocabulaires.
  • Vocabulaires beschrijven en ordenen de
    werkelijkheid op verschillende manieren.
  • Er is geen archimedisch punt van waaruit in
    termen van waarheid en objectiviteit een
    definitief oordeel kan worden geveld over twee
    vocabulaires.
  • Het ontwikkelen van nieuwe vocabulaires kan ertoe
    bijdragen om een einde te maken aan versteende
    verhoudingen.

17
HET VERLANGEN NAAR EEN VERANDERING VAN DE CULTUUR
  • De vernieuwing van vocabulaires is vooral een
    kwestie van het introduceren van nieuwe
    metaforen.
  • Metaforen geven uitdrukking aan het verlangen
    naar een verandering van de cultuur.
  • Rorty relativeert het onderscheid tussen het
    letterlijk en metaforisch gebruik van een woord,
    omdat het hierbij in feite gaat om het vertrouwd
    en onvertrouwd gebruik van geluiden en tekens.
  • Het gebruik van metaforen heeft een
    vervreemdingseffect het gesprek wordt voor even
    onderbroken to make a face, or pulling a
    photograph out of our pocket and displaying it,
    or pointing a feature of the surroundings, or
    slapping your interlocutors face, or kissing
    him.

18
2. PRIVÉ EN PUBLIEK
19
CONTINGENTIES
  • Door aan te geven wat transcendentaal (c.q.
    essentieel, onveranderlijk) is, wil de
    bewustzijnsfilosofie (oftewel het mentalisme)
    vaststellen in hoeverre het subject vrij is.
  • De bewustzijnsfilosofie is te zeer gefixeerd op
    de essentie, datgene wat transhistorisch en
    transcultureel is, om oog te hebben voor
    contingenties, datgene wat niet noodzakelijk zo
    is zoals het is, wat toevallig is en wat net zo
    goed anders had kunnen zijn.
  • Rorty onderscheidt drie soorten contingenties
  • 1. De contingentie van de taal.
  • 2. De contingentie van het zelf.
  • 3. De contingentie van de gemeenschap.

20
DE CONTINGENTIE VAN DE TAAL
  • Wittgenstein gt de grenzen van iemands taal zijn
    de grenzen van zijn leefwereld.
  • Een individu wordt met zijn geboorte in een
    leefwereld geworpen en leert daardoor per toeval
    de taalspelen die constitutief zijn voor zijn
    horizon.
  • Per toeval, omdat het individu net zo goed andere
    taalspelen had kunnen leren.
  • Met dat een individu een taal leert, eigent het
    zich een wereldbeeld toe dat een onderscheid
    maakt tussen wat waar en onwaar, juist en onjuist
    of mooi en lelijk is.
  • Ook de wijze waarop de taal van een individu of
    een gemeenschap zich ontwikkelt is contingent,
    het gevolg van 1001 mutaties die niemand zelf in
    de hand heeft.
  • Culturele veranderingen betekenen verschuivingen
    in de gebezigde taal, en andersom.

21
DE CONTINGENTIE VAN HET ZELF
  • Freud ondermijnt het zelfvertrouwen van het
    subject dat de bewustzijnsfilosofie centraal
    stelt door te poneren dat het ik vanwege het
    onbewuste geen heer en meester is in het eigen
    huis.
  • De ontwikkeling van het zelf hangt af van de
    socialisatie en enculturatie die een individu per
    toeval heeft ondergaan.
  • Elk individu heeft een contingente geschiedenis
    die het van alle andere individuen onderscheidt.
  • Een individu heeft nauwelijks greep op zijn
    identiteit.
  • Rorty keert zich tegen de gedachte dat elk
    individu een specifiek wezen heeft dat kan worden
    ontdekt.

22
DE CONTINGENTIE VAN DE GEMEENSCHAP
  • Omdat gemeenschappen gevormd worden door
    individuen wier zelf contingent is, zijn ze zelf
    ook contingent.
  • Individuen die zich bewust zijn van de
    contingentie van het zelf en die van de
    gemeenschap zijn volgens Rorty ideale burgers,
    omdat ze zich niet bij voorbaat committeren aan
    transhistorische en transculturele waarden.
  • Omdat de gemeenschap nolens volens het
    vertrekpunt van het denken is, is een soort
    etnocentrisme onvermijdelijk.

23
WAARHEID
  • Volgens Rorty kan slechts op een manier recht
    worden gedaan aan de waarheid door ze als
    inspirerende focus imaginaria te beschouwen die
    voortdurend kritisch onder de loep wordt genomen.
  • Wanneer de taal, het zelf en de gemeenschap net
    zo goed anders hadden kunnen zijn en door de tijd
    heen veranderen, dan zijn er geen eeuwige
    waarheden.
  • Omdat waarheden in taal uitgedrukt worden, zijn
    ze net zo contingent als de taal zelf.
  • Rortys argument luidt since truth is a
    property of sentences, since sentences are
    dependent for their existence upon vocabularies,
    and since vocabularies are made by human beings,
    so are truths.

24
ROMANTISCH LIBERALISME
  • Op grond van zijn omschrijving van de drie vormen
    van contingentie en zijn opvatting over waarheid
    lanceert Rorty zijn idee van romantisch
    liberalisme.
  • Romantisch liberalisme gt een gemeenschapsleven
    waar tegelijkertijd ruimte is voor de
    idiosyncrasieën van het individu en gevoelens van
    solidariteit.
  • De twee pijlers van het romantisch liberalisme
  • 1. Ironie.
  • 2. Het onderscheid tussen privé en publiek.

25
IRONIE
  • Rorty verstaat onder ironie het inzicht dat de
    eigen overtuigingen en behoeften contingent zijn.
  • Daarmee onderscheidt hij zich van de traditionele
    opvatting over ironie, die in dienst staat van
    het achterhalen van de waarheid (als de realiteit
    achter de verschijnselen).
  • Bekende vormen van ironie
  • 1. Understatement gt A zegt De colleges zijn
    niet te pruimen. B relativeert deze uitspraak
    met Ja, dat is zo, ze zijn veel te snel
    afgelopen.
  • 2. Herhaling gt twijfel zaaien door het gezegde
    nog eens als volgt te herhalen We zijn dus van
    mening dat Nederland geen volwaardige democratie
    is.
  • 3. Het tegendeel zeggen van wat men meent gt
    Balkenende zou kunnen zeggen De uitspraken van
    Geert Wilders zijn een zegen voor de Nederlandse
    economie.

26
VOORBIJ DE TRADITIONELE OPVATTING
  • Socrates is een goed voorbeeld van de
    traditionele ironicus gt hij stelde uitspraken met
    een waarheidsclaim op een ironische wijze ter
    discussie om de waarheid uiteindelijk toch nog
    boven water te krijgen.
  • Volgens Rorty is de traditionele ironicus in
    feite een metafysicus omdat hij gespitst is op de
    waarheid die schuilgaat achter de verschijnselen.
  • De moderne ironicus is iemand die beseft dat zijn
    eigen afsluitende vocabulaire (final vocabulary)
    contingent is.
  • Afsluitende vocabulaire gt een reeks woorden
    waarmee een individu zijn handelingen,
    opvattingen en leven rechtvaardigt.
  • Tegen deze achtergrond plaatst Rorty de ironicus
    tegenover de metafysicus.

27
METAFYSICUS IRONICUS
Focus Het achterhalen van de waarheid Het vermijden en bestrijden van wreedheid
Methode Logica gt afleiden Dialectiek gt herschrijven
Vorm van kritiek Plaatjes bekijken aan de hand van het origineel Verschillende plaatsjes bekijken en vergelijken
Taalopvatting Realist Nominalist
Ethiek Oordelen op grond van universele principes Het ontwikkelen van gevoelens van solidariteit
28
LIBERAAL IRONICUS
  • Niet elke ironicus is een liberaal.
  • Een liberaal ironicus is iemand die zich niet
    alleen ervan bewust is dat het vocabulaire op
    grond waarvan hij oordelen velt contingent is,
    maar er ook naar streeft om allerlei vormen van
    wreedheid (cruelty) te vermijden en te
    bestrijden.
  • Met het oog op het vermijden en bestrijden van
    wreedheid acht Rorty het lezen van literatuur en
    het bekijken van films en strips van groot
    belang.
  • Hij laat daarmee een klassieke opvatting over de
    relatie tussen ethiek en esthetiek achter zich.

29
ETHIEK EN ESTHETIEK
  • Traditioneel is de opvatting dat er een strikt
    onderscheid dient te worden gemaakt tussen
    ethische en esthetische opvattingen gt de
    moraaltheorie houdt zich bezig met publieke
    kwesties en de esthetica met private kwesties.
  • Vanuit deze optiek zijn romans en gedichten
    irrelevant voor de morele reflectie.
  • Rorty bestrijdt deze opvatting door te stellen
    dat schrijvers als Nabokov en Orwell relevant
    zijn voor morele reflectie, omdat zij op
    uiteenlopende wijzen de wreedheid (vernedering,
    uitbuiting, gewelddadigheid, marginalisering,
    etc.) onder de aandacht brengen.

30
FILOSOFIE EN LITERATUUR
  • De relatie tussen ethiek en esthetiek vormt voor
    Rorty ook de opmaat om Habermas en Derrida met
    elkaar te vergelijken.
  • Habermas vindt dat Derrida ten onrechte de grens
    tussen filosofie en literatuur opblaast.
  • Rorty kritiseert Habermas door erop te wijzen dat
    laatstgenoemde een verkeerd vertrekpunt heeft,
    namelijk dat the real meaning of a philosophical
    view consists in its political implications.
  • Door literair georiënteerde filosofen (Heidegger,
    Derrida en Foucault) die relevant zijn voor
    private kwesties te onderscheiden van politiek
    georiënteerde filosofen (Dewey, Berlin en
    Habermas) die relevant zijn voor publieke
    kwesties, ontzenuwt Rorty dit vertrekpunt.
  • Rorty deelt de liberale hoop van Habermas en
    wijst erop dat niet het verschil tussen filosofie
    en literatuur van belang is, maar het verschil
    tussen the use of force and the use of
    persuasion.

31
TWEE WAARDEN
  • Het onderscheid dat Rorty tussen privé en publiek
    maakt correspondeert met twee waarden die hij
    belangrijk acht zelfschepping (self-creation) en
    solidariteit.
  • De verschillende vocabulaires die zich richten op
    de twee waarden zijn incommensurabel.
  • Het vocabulaire dat is toegespitst op
    zelfschepping dient het idiosyncratische
    privébelang van individuen.
  • Daarentegen dient het vocabulaire dat is gericht
    op solidariteit publieke goederen en het creëren
    van instituties die wreedheid vermijden en
    bestrijden.
  • Nietzsche, Heidegger en Derrida verrijken volgens
    Rorty het denken over zelfschepping en Dewey,
    Berlin en Habermas het denken over solidariteit.

32
3. TOLERANTIE EN HOOP
33
POLITIEKE AGENDA
  • Volgens Rorty heeft de liberale democratie die
    hem voor ogen staat geen filosofisch fundament
    nodig.
  • Dat neemt niet weg dat de filosofie behulpzaam
    kan zijn bij het articuleren van
    liberaal-democratische waarden.
  • In moreel opzicht moet een samenleving niet
    loyaal zijn ten opzichte van universele waarden,
    maar ten opzichte van haar eigen traditie.
  • Van een Amerikaanse burger mag bijvoorbeeld
    worden verwacht dat hij loyaal is tegenover de
    waarden van de founding fathers van de
    Verenigde Staten.

34
PATRIOTTISME
  • Rorty verdedigt een patriottisme dat zich richt
    op ideeën die in de Amerikaanse constitutie tot
    uitdrukking zijn gebracht.
  • De reïteratie van het werk van John Dewey en Walt
    Whitman is zinvol om kritiek uit te oefenen op
    het anti-liberalisme van neoconservatieven en het
    culturalisme van sommige intellectuelen.
  • Het culturalisme impliceert het veronachtzamen
    van sociaal-economische vraagstukken.
  • Rorty wil het progressief pragmatisme nieuw leven
    inblazen door aandacht te vragen voor drie
    liberaal-democratische waarden solidariteit,
    tolerantie en hoop.

35
MEDELEVEN
  • Rorty verzet zich tegen degenen die solidariteit
    willen baseren op algemene principes
    (bijvoorbeeld common humanity).
  • Volgens hem berust solidariteit op de
    identificatie van een individu met een bepaalde
    groep, d.w.z. op een wijgevoel.
  • Het (h)erkennen van het lijden en de
    kwetsbaarheid van de ander is de voedingsbodem
    van solidariteit.
  • Deze vorm van medeleven (compassion) kan
    ontwikkeld en gevormd worden door onder andere
    films, strips en literatuur.
  • Deze kunstuitingen kunnen zodoende ertoe
    bijdragen dat steeds meer mensen tot de onzen
    worden gerekend.
  • Solidariteit is eerder het product van
    verbeeldingskracht dan van filosofische fundering.

36
AFWIJZEN EN TOCH ACCEPTEREN
  • Rorty stelt voor om in plaats van metaforen van
    de toenadering (bijvoorbeeld dichter bij de
    waarheid) metaforen van de uitbreiding
    (bijvoorbeeld het verplaatsen van de horizon)
    te gebruiken.
  • Het beeld dat de essentie van iets steeds meer
    benaderd wordt, zou plaats moeten maken voor het
    beeld dat mensen van verschillende culturen
    openhartig met elkaar communiceren.
  • Neopragmatisten hechten daarom veel waarde aan
    tolerantie het accepteren van wat men afwijst.
  • Volgens Rorty is tolerantie de belangrijkste
    deugd van een ironicus.

37
NIEUWE PERSPECTIEVEN
  • Een lange tijd dachten filosofen meer na over de
    eeuwigheid dan over de toekomst, zagen ze zich
    eerder als dienaren van de waarheid dan als
    dienaren van de vrijheid.
  • Pas toen ze de hoop hadden opgegeven kennis over
    de eeuwigheid te verwerven, konden ze concrete
    beelden van een betere toekomst ontwerpen.
  • Met Hegel maakte de Platoonse vlucht voor de tijd
    plaatst voor het serieus nemen van de
    geschiedenis.
  • Daardoor werd ruimte gecreëerd voor hoopvolle
    verwachtingen op een betere toekomst.
  • Rorty vraagt aandacht voor het feit dat in de
    gettos van Amerika hele generaties zonder hoop
    op een beter leven opgroeien.
  • Een leven zonder hoop is desastreus
  • Liberale hoop gt de verwachting dat de wreedheid
    in de samenleving kan worden teruggedrongen.

38
INTELLECTUEEL ENGAGEMENT
  • De liberale ironicus is Rortys ideale
    intellectueel.
  • Intellectuelen onderscheiden zich van
    niet-intellectuelen doordat ze meer dan een
    vocabulaire beheersen.
  • Daarom zijn zij in staat om op een reflexieve
    wijze afsluitende vocabulaires te herschrijven en
    zodoende het open gesprek in een cultuur gaande
    te houden.

39
TUSSEN STOELEN EN BANKEN
  • Rorty is noch een modernist, noch een
    postmodernist.
  • In veel opzichten stemt Rorty overeen met de als
    modernist te boek staande Habermas en met de als
    postmodernist te boek staande Foucault.
  • Rorty is in zekere zin een radicaal
    verlichtingsdenker, omdat hij het gedachtengoed
    van de Verlichting inzet om het funderingsdenken
    van Verlichtingsdenkers te kritiseren.
  • Met zijn aandacht voor de ironie en het
    doorbreken van de traditionele grens tussen
    literatuur en filosofie, komt Rorty de
    postmodernisten tegemoet.
  • Rorty vat de verschillen en overeenkomsten met
    Foucault en Habermas pregnant samen Michel
    Foucault is an ironist who is unwilling to be a
    liberal, whereas Jürgen Habermas is a liberal who
    is unwilling to be an ironist.

40
BLINDE VLEKKEN
  • Net als Foucault en Habermas kritiseert Rorty de
    Platoonse en Kantiaanse poging om het wezen van
    het zelf te achterhalen.
  • Habermas wijst erop dat Nietzsche en met hem
    Heidegger, Derrida en Foucault een einde maken
    aan het emancipatorische gedachtegoed van de
    Verlichting.
  • Rorty over Nietzsche, Heidegger, Derrida en
    Foucault as public philosophers they are at
    best useless and at worst dangerous, but I want
    to sinsit on the role the and others like them
    can play in accommodating the ironists private
    sense of identity to her liberal hopes.
  • Foucault wijst op de drawbacks van de door
    Dewey en Habermas omarmde democratische
    samenleving de wijze waarop ze door middel van
    disciplinering en normalisering de zelfschepping
    ondermijnen.
  • Volgens Rorty is Foucault echter blind voor het
    feit dat de disciplinering en normalisering voor
    de oplossing van sommige problemen in de
    samenleving heeft gezorgd.
Write a Comment
User Comments (0)
About PowerShow.com