Rupsje nooitgenoeg

1
Rupsje nooitgenoeg
2

• Er ligt een eitje op een blad.

3

• De zon komt op en uit het eitje kruipt
  knak!...een hongerige rups.

4

• Hij gaat op weg om eten te zoeken.

5

• Op maandag eet hij zich dwars door een appel
  heen, maar genoeg heeft hij nog niet.

6

• Op dinsdag eet hij zich dwars door twee peren
  heen, maar genoeg heeft hij nog altijd niet.

7

• Op woensdag eet hij zich dwars door drie pruimen
  heen, maar genoeg heeft hij nog altijd niet.

8

• Op donderdag eet hij zich dwars door vier
  aardbeien heen, maar genoeg heeft hij nog altijd
  niet.

9

• Op vrijdag eet hij zich dwars door vijf
  sinaasappels heen, maar genoeg heeft hij nog
  altijd niet.

10

• Op zaterdag eet hij zich dwars door een stuk
  chocoladetaart, een ijsje, een zure bom, een plak
  kaas, een stuk worst, een lolly, een stuk
  vruchtencake, een worstje, een taartje en een
  stuk meloen. Op die avond heeft hij pijn in zn
  buik.

11

• Het rupsje eet zich dwars door een groen blaadje
  heen.
• Het voelt zich nu al veel beter.

12

• Hij heeft nu geen honger meer.
• Hij is een grote, dikke rups geworden.

13

• Die grote rups bouwt een huisje voor zichzelf,
  dat kokon heet.
• Daar blijft hij meer dan twee weken in zitten.
• Hij knabbelt een gat in de kokon, krabbelt naar
  buiten en.

14

• rups wordt een wonderschone vlinder!