Title: Lopen in combinatie met andere sporten
1Lopen in combinatie met andere sporten
- Martin Breedijk
- 8-10-2005
2Mijn sport achtergrond
- 1988
- via projectweek (ALO Amsterdam) in aanraking
gekomen met triatlon - toen trouwens nog triathlon genoemd
- 1989
- begonnen met triatlon als wedstrijdsport
- 1992
- eerste deelname Almere, 5e plaats in 8u49 (het
jaar van de mist) - 1996
- topjaar
- 1e plaats ½ triatlon Stein
- 2e plaats NK 1/1 triatlon Almere 8u14
- Winnaar van het Golden Four circuit
- 1998
- 8e plaats Ironman Zürich
- Deelname Ironman Hawaï (75e plaats na dramatische
laatste 5 kilometers lopen) - 2004
- 14e plaats ¼ triatlon Aalsmeer
3Mijn trainersachtergrond
- 1986-1990
- pupillen trainer Blauw-Wit
- 1992
- Medeoprichter en trainer van Vondelpark Running
Team (voorloper huidige Run4Fun) - 1992-1994
- Looptrainer roeivereniging RIC
- 1992-1993
- Looptrainer bij GWA (Gemeente Waterleidingen
Amsterdam) - 1992-2004
- Begeleiding van diverse triatleten op
verschillende niveaus - 2002-2003
- Trainer StartToRun
- 2002
- Verantwoordelijk voor het onderdeel fietsen van
de NTB trainersopleiding - 2003
- Docent duursport, trainingsleer en onderzoek ALO
Amsterdam, opleiding SMO - 2004
- Oprichten TRAIN_at_DISTANCE voor trainingsbegeleiding
via internet - Docent atletiek ALO Amsterdam, opleiding SMO
4Opbouw presentatie
- Kenmerken van de sporten vergelijken
- Trainingspraktijk van de verschillende sporten en
verschillende voorbeeldtrainingen - Crosstraining en voorbeeld programmas
- Lopen en een andere sport in één training
5Kenmerken lopen
- Verplaatsing van het lichaam
- Vraagt meer energie en leidt ook meestal tot
hogere hartslagen - Schokbelasting dus meer blessure risico
- Cultuur van de sport
- Er is veel onderzoek gedaan naar lopen en trainen
voor lopen - De atletiek/loop wereld staat open voor nieuwe
inzichten - Ruime afwisseling trainingsvormen
- Bijna elke loper, van welk niveau dan ook, kent
wel het begrip interval training en doet dit ook - Je kunt ook niet elke keer maar keihard lopen,
zeker niet als je drie of meer keer per week
traint.
6Kenmerken fietsen
- Het lichaam zit op een fiets
- Minder, en ook andere (b.v. zitvlak), blessures
- Hartslag meestal wat lager. Vaak 10 slagen maar
dat is maar een vuistregel - Lager energieverbruik
- Fietsen in een groep
- Makkelijker dan met lopen, het effect van de
slipstream is veel groter - Gevaar is dat het altijd dezelfde trainingen
worden, rustig beginnen en eindigen in een
wedstrijd - Cultuur van de sport
- Veel conservatisme. Wielrenners trainen vaak nog
op ouderwetse manier. - Geringe toepassing van wetenschappelijke kennis.
De laatste jaren ook op amateurniveau steeds meer - Lager energieverbruik per tijdseenheid dan bij
lopen
7Energie verbruik verschillende sporten
Bron http//www.physique.nl/voeding_sport_energie
verbruik.htm
8Energie
- Koolhydraten 4 kcal/g
- Eiwitten 4 kcal/g
- Alcohol 7 kcal/g
- Vet 9 kcal/g Bron http//www.voedingsadvies.info
/sportenvoeding/energie.html
9Een rekenvoorbeeld
- Man van 80 kg loopt een 10 km wedstrijd met een
snelheid - 10,7 km/u (11 kcal/kg/uur)
- Dus hij verbruikt 880 kcal op die wedstrijd (80
11) - Eén gram vet levert 9 kcal
- Deze man heeft (even aangenomen dat hij
uitsluitend op vetverbranding loopt) 97,8 g vet
verbrand (880/9) - Dus om 1 kg vet te verbranden moet deze man 102
km hardlopen!
10Huiskamervraag
- Hoe ver moet deze man fietsen om 1 kg vet te
verbranden met een snelheid van 19,2-22,4 km per
uur? - 309,7 km
11Kenmerken schaatsen/skeeleren
- Technische sport
- Beheersing van de techniek is vereist om hoge
intensiteit te halen - Niet iedereen is het gegeven om de techniek te
beheersen - Matige techniek verhoogt kans op vallen en
daarmee blessures - Voorovergebogen houding kan belastend zijn voor
de (onder)rug - Lichaam op ijzers/wieltjes
- Niet zon hoge schokbelasting als bij lopen maar
ook niet zo laag als bij fietsen - Stelt eisen aan de ondergrond, je kunt het niet
overal zo maar doen - Skeeleren vereist een goede remtecniek
- Cultuur van de sport
- Schaatsers houden van lange pauzes
- Duidelijk verschil tussen lange baan schaatsers
en marathonschaatsers. Laatste groep lijkt een
beetje op wielrenners en traint ook zo. Motto In
de wedstrijd moet het hard dus in de training
ook.
12Kenmerken zwemmen
- Horizontale houding in het water
- Horizontale houding, bloed hoeft niet omhoog
gepompt te worden ? lagere HF - In water koel je sneller af
- Als het water te warm is is dat ook absoluut niet
prettig - Technische sport
- Borstcrawl beheerst lang niet iedereen. Om dit op
oudere leeftijd te leren gaat vaak veel tijd in
zitten. - Het kan wel, zie Rene Godlieb Almere 2005
10439 - Schoolslag is een grotere belasting voor de
knieën - Cultuur van de sport
- Korte pauzes
- Weinig tot geen duurwerk, bijna alles wordt in
intervalvorm gedaan
13Trainings praktijk van de verschillende sporten
- LopenDaar weten wij hier aanwezig alles van
en ga ik dan ook niet verder op in.
14Fietstrainingen
- Veel programmas uit het lopen kunnen prima
vertaald worden naar het fietsen - De omvang per interval en van de series kan
langer - Pauze hoeft niet evenredig mee verhoogd te worden
- Pauze is (bijna) altijd actief
- Hou wel rekening met de grotere afkoeling op de
fiets. Met slecht weer (regen, harde wind) is het
onverstandig om buiten interval training te doen. - Zorg net als bij lopen voor voldoende
afwisseling. - Door de mindere belasting kun je intensieve
trainingen wel iets dichter op elkaar plannen - Laten we eens wat voorbeelden bekijken
15Voorbeeld fietstrainingen naar analogie
looptraining
- Lange duurloop van 2 uur wordt
- Lange duurrit van 2 tot 3 uur, of nog langer
indien getraind wordt voor een langere wedstrijd
c.q. toertocht b.v. Luik-Bastenaken-Luik - Tempo duurloop van 1½ uur met tempoblokken van
15 wordt - 2 uur als volgt ingedeeld 15 inrijden 15
tempoblok (DT II, zone 2/3, aërobe vermogen of
hoe je het wilt noemen) - Een standaard intervaltraining als 6-10 X 1000 m
p1-2 wordt - 6-10 X 2 km p1 (pauze niet te lang) of 6-10 X
4-6 p1
16Andere voorbeeldtrainingen
- 3-6 X 10 km p2 km
- Door deze training op een rondje uit te voeren
kun je goed controleren of je vooruitgang boekt - 2,5 5 7,5 10 7,5 5 2,5 km
p1-2-3-3-3-2-1 - Allerlei combinaties zijn mogelijk gebruik je
creativiteit - Of op de hometrainer10 inrijden 8 X (3 hard
2 rustig) 10 uitrijden - Een intensieve interval duurtraining2 X 5 X (2,5
km) p1 km (max. 3) - Varieer ook met trapfrequentie
17Hartslag en fietsen
- Vaak is de hartslag op de fiets iets lager dan
bij lopen. - Dit is echter geen automatisme
- Hoe kun je te werk gaan
- Methode van Karvonen.
- Zorg dan wel dat je de HF max tijdens het fietsen
weet! - HFRESERVE HFMAX - HFRUSTHFTRAINING HFRUST
(X x HFRESERVE) - Zoaldz-test, VIAD test, MLSS test en fietsen
- Praktische organiseerbaarheid is erg lastig
- Kan eventueel wel gedaan worden op een ergometer.
- Uurtest
- Zoek een verkeersarm parcours en vraag de atleet
een uur lang zo hard maar zo gelijkmatig te
rijden. - Weersomstandigheden moeten goed zijn, met name de
wind - Werken met borgschaal (gevoelsschaal van 1 t/m
10)
18Schaats/skeeler trainingen
- Techniek beperkende factor
- Alleen atleten met een voldoende tot goede
techniek kunnen hartslag doseren - Als er nog geen goede techniek is trek daar dan
tijd voor uit in de training en ga niet meteen
met schemas werken - Ga ook na in hoeverre de atleet belastbaar is
m.b.t. de rug - Trainingsprincipes van lopen zijn goed te
vertalen naar schaatsen/lopen - Laten we eens wat voorbeelden bekijken
19Voorbeeld schaatstrainingen naar analogie
looptraining
- Lange duurloop van 2 uur wordt
- Dat lukt niet echt op een ijsbaan, dan wordt er
al weer gedweild. Bovendien is dat erg
geestdodend en belastend voor de rug - Tempo duurloop van 1½ uur met tempoblokken van
15 wordt - 1 uur schaatsen met b.v. 5 inrijden (eerst 10
inrijden) en dan steeds 5 lekker tempo en
enigszins in de schaatshouding - 3-5 rustig
rechtop. Ook weer 5-10 uitlopen - Een standaard intervaltraining als 6-10 X 1000 m
p1-2 wordt - 6-10 X 4-6 rondjes p2-4 rondjes rechtop
20Voorbeeld skeelertrainingen naar analogie
looptraining
- Lange duurloop van 2 uur wordt
- Lange duurrit van 2 uur in één grote ronde of
aantal kleinere rondes afhankelijk van de
weg-gesteldheid in de omgeving. Bij een duurrit
kunnen er wat meer slechtere stukken inzitten dan
bij een interval training - Tempo duurloop van 1½ uur met tempoblokken van
15 wordt - 1½ uur skeeleren met tempo blokken van 5-10 in
diepere houding en 5-10 meer rechtop en rustig. - Een standaard intervaltraining als 6-10 X 1000 m
p1-2 wordt - 6-10 X 1500 m (b.v. met een GPS of anders 4) in
schaatshouding p1-2 rechtop
21Hartslag en schaatsen/skeeleren
- Indien de techniek de beperkende factor is zal
nooit de HF max. gehaald kunnen worden in de
training. - Hoe kun je te werk gaan
- Werken met borgschaal (gevoelsschaal van 1 t/m
10)! - Methode van Karvonen.
- Zorg dan wel dat je de HF max tijdens het
schaatsen/skeeleren weet! - Zoaldz-test, VIAD test, MLSS test en schaatsen
- Praktische organiseerbaarheid is erg lastig
- Kan eventueel wel gedaan worden op een ergometer.
- Zoek een verkeersarm parcours en vraag de atleet
een uur lang zo hard maarzo gelijkmatig te
rijden. - Weersomstandigheden moeten goed zijn, met name de
wind
22Zwem trainingen
- Techniek beperkende factor
- Alleen atleten met een voldoende tot goede
techniek kunnen hartslag doseren - Als er nog geen goede techniek is trek daar dan
tijd voor uit in de training en ga niet meteen
met schemas werken - Bijna iedereen kan wel schoolslag zwemmen
- Beenbeweging is echter zeer afwijkend van
looppatroon - Ook grotere kans op blessures, met name de knie
- Borstcrawl verdient dan ook de voorkeur
- Pauzes bij zwemmen zijn (bijna) altijd passief,
seriepauzes zijn actief (kan in een andere slag)
23Zwemtrainingen en HF
- HF is geen goed sturingsinstrument bij training
aangezien het lastig kijken is tijdens het
zwemmen en er ook veel storing optreed (als HF
meter al niet lek is) - Hoe bepaal je dan intensiteit zwemmen
- Gebruik daarvoor het Eenmalig Herhalings Maximum
(EHM) - Trainingen worden dan uitgedrukt in een
percentage van het EHM - Gebruik verschillende EHMs, b.v. 100, 400 en
1000 m
24Overzicht
25Voorbeeld zwemtrainingen naar analogie
looptraining
- Lange duurloop van 2 uur wordt
- Zie ik iemand niet doen met zwemmen
- Tempo duurloop van 1½ uur met tempoblokken van
15 wordt - B.v. 45 zwemmen met steeds 5 rustig (b.v.
andere slag dan borstcrawl) 5 tempo (borstcrawl) - Een standaard intervaltraining als 6-10 X 1000 m
p1-2 wordt - 6-10 X 100-200 m p20-40
26Voorbeeldtrainingen zwemmen
- 300 m inzwemmen10 X 100 m EID p30
passiefEventueel 2 series, dan seriepauze 100 m
actief herstel andere slag200 m uitzwemmen - 4 X 500 m ED p30 of continue
- 200 m inzwemmen2-6 X 500 EID p1200 m
uitzwemmen - Borstcrawl leren1 baan schoolslag 1 baan
borstcrawl daarna 1 baan schoolslag 2 banen
borstcrawl etc.
27Crosstraining, zin en onzin
- Volgens de principes van de trainingsleer kan
training het beste zo sportspecifiek mogelijk
zijn - Vanuit die optiek heeft cross-training geen zin
- Ongetrainden hebben weinig nut bij cross-training
en kunnen zich eerst beter toeleggen op het
ontwikkelen van een goede basisuithouding binnen
de sport waarin ze (ooit) willen presteren - De competitieve atleet heeft het meeste baat bij
cross-training bij het herstel na een blessure of
ter voorkoming van een conditieverval - Electromyografisch onderzoek wees uit dat tijdens
fietsen verhoudingsgewijs vooral de grote
dijbeenspier aangesproken wordt en tijdens het
lopen vooral de kuitspieren - De zwaarst belaste schakel in de prestatieketen
bij het lopen (de kuitspieren) wordt maar matig
getraind tijdens het fietsen - Naar de praktijk vertaald moet men dus weinig
heil verwachten van fietstraining op de
loopprestatie
28Crosstraining, zin en onzin
- Waarschijnlijk moet het succes en het voordeel
van cross-training niet zozeer in een mogelijke
prestatiewinst gezocht worden, maar op een ander
vlak - Tijdens een blessure is het voor een atleet
moeilijk inactief te blijven en de conditie weg
te zien tanen. In dat geval kan men met
crosstraining proberen het conditieverval tegen
te gaan - Ook in de blessurepreventie kan cross-training
een belangrijke rol spelen (opkomende shinsplint) - Afstandslopers kunnen tijdens "zware"
trainingsperiodes af en toe fietstraining
inschakelen (bv. als recuperatietraining) om de
belasting te verminderen - Voor recreatieve sporters die sporten vanuit een
gezondheidsoogpunt is het juist goed om
veelzijdig te sporten.
29CrosstrainingLopen en fietsen
- Fietsen is een goed alternatief als loper
blessure heeft waarmee niet gelopen maar wel
gefietst kan worden, b.v. marsfractuur of
shinsplint - Let op, niet met elke blessure kan gefietst
worden, denk maar eens aan problemen met de
knieschijf. Overleg met (sport)arts of
fysiotherapeut is aan te raden - Algemene uithoudingsvermogen kan dan onderhouden
worden met fietsen - Het specifieke loopuithoudingsvermogen en de
lokale spiervermoeidheid wordt er niet mee
getraind! - Door te fietsen kan men beginnen met wennen aan
langdurige inspanningen (zie ook workshop van Mik
Borsten) - Als je op vakantie bent in heuvelachtig/bergachtig
gebied kan misschien ook beter gefietst worden
ivm. blessuregevaar van lopen in heuvels/bergen - Fietsen kan ook als extra training (herstel en/of
interval) gebruikt worden bij minder belastbare
atleten
30Voorbeeld programma's lopen en fietsen
Voorbeeld schema gevonden op internet. Hoe kan
hier een eigen fietsprogramma hier ingepast
worden?
- Schema met lopen en fietsen
31CrosstrainingLopen en zwemmen
- Zwemmen is een goed alternatief als loper
blessure heeft waarmee niet gelopen maar wel
gezwommen kan worden, b.v. marsfractuur of
shinsplint - Let op, niet met elke blessure kan gezwommen
worden, denk maar eens aan problemen met de
meniscus maar ook heupspieren. Overleg met
(sport)arts of fysiotherapeut is aan te raden - Algemene uithoudingsvermogen kan dan onderhouden
worden met zwemmen. - Het specifieke loopuithoudingsvermogen en de
lokale spiervermoeidheid wordt er niet mee
getraind! - Zwemmen kan een hulpmiddel zijn voor atleten met
ademhalingsproblemen - Bij borstcrawl wordt je wel gedwongen in een vast
ritme te ademen - Een atleet kan zwemmen ook nog combineren met
aqua-jogging of aqua-jogging met zwemmen (ik
persoonlijk vind aqua-jogging verschrikkelijk)
32Voorbeeld programma's lopen en zwemmen
Voorbeeld schema gevonden op internet. Hoe kan
hier een eigen zwemprogramma hier ingepast worden?
- Bij ademhalingsproblemen 1 x per week een BC
training ipv loop hersteltraining
33CrosstrainingLopen en schaatsen
- Prima alternatief in de winter voor lopen
- Als de wegen en paden glad zijn is het veiliger
om te gaan schaatsen - Schaatsen is lang niet altijd een alternatief
voor lopen - Het is niet aan te raden om met shin-splints te
gaan schaatsen - Schaatsen is ook een ander soort beweging dan
lopen - Meer zijwaarts gerichte beweging
- Groter statisch deel in de beweging
- Er is dan ook wat minder cross-over effect te
verwachten
34Voorbeeld programma's lopen en schaatsen
Voorbeeld schema gevonden op internet. Hoe kan
een eigen schaatsprogramma hier ingepast worden?
35CrosstrainingLopen en skeeleren
- Skeeleren is lang niet altijd een alternatief
voor lopen - Het is niet aan te raden om met shin-splints te
gaan schaatsen - Skeeleren is ook een ander soort beweging dan
lopen - Meer zijwaarts gerichte beweging
- Groter statisch deel in de beweging
- Er is dan ook wat minder cross-over effect te
verwachten - Skeeleren is erg weersafhankelijk, met regen of
nat wegdek valt moeilijk te skeeleren vanwege - Bij glad wegdek is meer kans op blessures en
valpartijen door sterk verminderde grip - Is erg slecht voor het materiaal
36Voorbeeld programma's lopen en skeeleren
Voorbeeld schema gevonden op internet. Hoe kan
een eigen schaatsprogramma hier ingepast worden?
37Lopen na een andere sport
- Grootste verschillen?
- Je begint al met vermoeidheid aan het lopen
- Je start niet allemaal tegelijk, dus iedereen
loopt voor zichzelf i.p.v. tegen anderen - Het komt meer op intrinsieke motivatie aan.
- Waarin uit zich vermoeidheid
- Zwabber benen
- Verhoogde lichaamstemperatuur
- Verhoogd vochtverlies
- Veranderingen in de looptechniek
38Veranderingen looptechniek bij lopen na een
andere sport
- Bovenbeen komt aan het einde van de voorste
zwaaifase iets minder hoog. - Paslengte wordt iets kleiner
- Vermoeidheid zorgt voor verminderde stijfheid
been - Gevolg is het meer door de benen zakken tijdens
lopen - Belangrijk verschil tussen gewone triatleten en
toptriatleten! - Romphouding is iets meer voorover gebogen
- Is het sterkst als men net de fiets af komt
- Verstoring in de coördinatie
- Uit zich b.v. in asymmetrisch stappenpatroon
39Fietsen (en schaatsen/skeeleren) en lopen in één
training, waarom?
- Wennen aan de overgang
- Zwabberbenen gevoel wordt steeds minder
- Wet van de specificiteit zegt dat je goed wordt
in dat wat je traint! - Dus ook dat wat je niet traint wordt je niet
beter in! - Vaardigheid krijgen in de wisseltechniek zelf
- Hoe en waar zet ik mijn schoenen neer
- Wat voor soort veters ga ik gebruiken
- Hoe stap ik het beste mijn fiets af
- Hoe loop ik het beste met mijn fiets in mijn hand
- Hoe zet ik het beste mijn fiets weg
40Zwemmen en lopen in één training?
- Overgang van zwemmen naar lopen is niet zo
problematisch als van fietsen naar lopen of vv. - De noodzaak van een echte koppel ontbreekt dan
ook - Is in een zwembad ook moeilijker te organiseren.
Kost allemaal toch iets meer tijd - Lopend van en naar het zwembad kan geen kwaad. Is
ook een goede vorm om tijd te besparen
41Fietsen en lopen in één training, hoe?
- In het begin rustig
- Zowel in intensiteit als in omvang, b.v. 20 km
fietsen rustig duurtempo - 5 km lopen rustig
duurtempo - Als men daar aan gewend is bouw dan eerst de
intensiteit op - Zelfde training als hiervoor genoemd, maar dan
tijdens het fietsen de intensiteit opbouwen
richting wedstrijdsnelheid. Met lopen dan snel
starten en aan het eind wat rustiger gaan lopen - Daarna kan de intensiteit nog verder omhoog en
kunnen er meer blokjes gedaan worden
42Voorbeelden koppeltrainingen
- Voor 1/4 triatlon
- 3 à 4 x (10 km F - 2,5 km L) p2-3(schoenenwisse
l) intensiteit extensief interval - 6 X (4 km F - 1 km L) p5 intensiteit is
intensief interval - 5 X (8F - 4L) p2 intensiteit extensief
interval - Voor 1/2 triatlon
- 3 à 4 X (16 km F - 4 km L) p2 intensiteit is
duurtempo II/III 5-15 slagen onder HF anaërobe
drempel. - 60 km F - 15 km L snelheid bij fietsen per 15 km
opvoeren, lopen blokken van 3 km wedstrijdtempo -
3 km duurlooptempo - NB. Wedstrijdtempo wil zeggen het tempo wat
gelopen wordt tijdens een 1/2 triatlon en niet
een 1/2 marathon!
43Voorbeelden koppeltrainingen
- Voor 1/1 triatlon
- 120 km F - 30 km L intensiteit is duurtempo I
- 3 X (30 km F - 10 km L) of 3 X (50 F - 7,5 L) of
3 X (20 F 10 L) afhankelijk van wat het
slechtste onderdeel is - 150 F - 6 L of 45 F - 35 L of 60 F gevolgd door
12 X 1000 op de baan of 6 X 15 km F interval
gevolgd door 60 duurloop - 45 zwemmen - 4 u F - 2 u L met wisselende
intensiteiten - Voor duatlon
- 2 L - 10 F - 2 L - 10 F - 2 L - 10 F - 2 LAchter
elkaar met oplopende intensiteit. - 4 X (1L - 7 F - 1 L) p5 intensief interval.
Eerste twee keer met schoenenwissel, laatste twee
keer met loopschoenen fietsen (adapters). Kijken
wat het verschil is.
44Koppeltrainingen
- Kortom
- Mogelijkheden te over voor individuele trainingen
- Varieer in tijd, afstand, intensiteit
- Kijk ook naar het zwakste onderdeel
- Hoe vaak
- In de specifieke voorbereidingsperiode minimaal 1
keer per week - Meer dan één keer per week? dan ook op lagere
intensiteit - Kies wel voor een rustige opbouw het zijn zware
trainingen
45Koppeltrainingen en loopgroepen
- Kunnen de triatleten in mijn loopgroep ook
koppeltrainingen tijdens mijn trainingen doen? - Waarom niet?
- Voorwaarden?
- Een veilige stalling voor de fiets
- Een veilige verlichte fietsomgeving
- Een programma dat ruimte er voor laat
- Hoe pak ik dat aan?
- Creativiteit
- B.v. loopgroep doet 8 X 1000 m p2. (Laten we
aannemen dat de groep ongeveer 430 loopt op de
1000) - Triatleten doen dan 4 X (6 fietsen - 800 m
lopen) start gelijk met de 3e,5e en 7e 1000 van
de lopers - Triatleten gaan in plaats van in/uitlopen
in/uitfietsen - 2-tallen maken, één loopt het rondje 1X ander
fiets het 3 of 4X, daarna rollen omdraaien.
46Lopers en fietsen
- Zouden lopers ook een koppeltraining kunnen doen?
- Waarom niet?
- Verandering van spijs doet eten.
- Misschien is het een duwtje voor een aantal
mensen over een drempel. Ga gezamenlijk trainen
voor een kortere triatlon of R-B-R als
afwisseling - Wat heb ik daar voor nodig?
- Een fiets
- Maakt niet uit wat voor een. Bij recreatieve
evenementen is elke soort fiets toegestaan. - Een helm.
- In elk evenement onder de vlag van de NTB
verplicht. In de training ook wel zo veilig. - Een veilig parcours!!!!
- Je zou op deze manier 2-tallen kunnen maken die
allebei op dezelfde fiets rijden en die elkaar
afwisselen
47Vragen?
- Deze presentatie is na te lezen op
www.trainatdistance.nl - Wilt u zo vriendelijk zijn om de
evaluatieformulieren in te vullen? - BEDANKT VOOR UW AANDACHT EN VEEL SUCCES!